Ingenieursopleiding
‘De Plateau’ is sinds 1890 de thuisbasis van de Gentse ingenieursopleiding. Boven de ingang aan de kant van de Plateaustraat verbeelden vier allegorische beeldhouwwerken de oorspronkelijke studierichtingen van de ingenieursopleiding: Bruggen en Wegen, Burgerlijke Bouwkunde, Kunsten en Fabriekswezen en Architectuur. De rijke voorgevel van het majestueus gebouw herinnert aan de grandeur van de opleiding: de Gentse Polytechnische Scholen waren wereldvermaard in de negentiende en vroege twintigste eeuw. De ingenieursopleiding blijft een buitenbeentje aan de universiteit. Meer dan de andere studierichtingen houdt het polytechnisch onderwijs de vinger aan de pols van de maatschappij en de nieuwste ontwikkelingen in techniek en wetenschap.
School voor Kunsten en Fabriekswezen
In Gent richt Willem I in 1825 een School voor Kunsten en Fabriekswezen op. De idee om in Technische Scholen concrete toepassingen van wetenschap aan te leren, komt overgewaaid uit Frankrijk. Daar richtte de staat in de achttiende eeuw speciale scholen op om gekwalificeerd technisch personeel op te leiden voor de genietroepen. Geïnteresseerde werklieden, meestergasten, ambachtslui en fabrieksbazen kunnen in de nieuwe Gentse School gratis Nederlandstalige lessen bijwonen over scheikunde en werktuigkunde en hun praktische toepassingen in de nijverheid. De School staat onder het curatorschap van de universiteit maar betekent voor haar niet meer dan een marginale nevenactiviteit. Pas in 1835, na een woelige overgangsperiode, creëert België polytechnisch onderwijs verbonden aan de faculteit Wetenschappen van de twee rijksuniversiteiten. In Gent biedt de nieuwe ‘Ecole du Génie Civil’ drie opleidingen aan: Bruggen en Wegen, Kunsten en Nijverheid en Burgerlijke Bouwkunde. De eerste twee van vier studiejaren hebben de studenten gemeenschappelijk in de ‘Voorbereidende School’.
Inwendig regime
Voor het onderwijs kunnen de Scholen een beroep doen op een sterke kern van technisch geschoolde ambtenaren die hun vorming kregen in de Franse scholen. Het polytechnisch onderwijs wordt georganiseerd naar Frans model, de militaristische stijl incluis. Studenten moeten niet alleen slagen voor toelatingsexamens, gedurende hun hele opleiding worden hun studieresultaten en zeden streng gecontroleerd. Er heerst anders dan in de rest van de universiteit een ‘inwendig regime’: om nefaste contacten met de andere studenten te vermijden krijgen de toekomstige ingenieurs een zeer strakke en verplichte dagindeling opgelegd dat hun doen en laten controleert. De verplichte aanwezigheid en het strenge onderwijsklimaat zal nog decennia lang een typisch kenmerk blijven van de ingenieursopleiding. Maar het intern regime heeft ook als gevolg dat de slaagpercentages van de ingenieursstudenten opmerkelijk hoger liggen dan in de andere faculteiten.
Boudin zorgt voor een opleiding met wereldfaam
Dat de Gentse ingenieursopleiding in de tweede helft van de negentiende eeuw uitgroeit tot een school met wereldfaam, is mede te danken aan professor Emmanuel Boudin. Gedurende veertig jaar sleutelt hij als studie-inspecteur aan het lessenpakket en Boudin zet de eerste stappen richting specialisatie en praktijkgerichtheid. Boudin beseft dat de industriële wereld behoefte heeft aan vakspecialisten met een brede oriëntatie. De practica zijn dan wel nieuw, maar het onderwijs aan de Speciale Scholen is van bij het begin weinig theoretisch. Sinds 1838 gaan studenten tijdens de zomer op stage in bedrijven of bij het ministerie van Openbare Werken. Verschillende docenten zijn behalve hoogleraar ook bedrijfsleider of zijn afkomstig uit industriële families. Onder ingenieurs heerst een soort korpsgedachte en de academische en bedrijfswereld ontmoeten elkaar in beroepsverenigingen. De koppositie van België in het geïndustrialiseerde Europa en de unieke situatie van Gent als universiteits- én nijverheidsstad zorgen voor een professionele ingenieursopleiding op wereldniveau. Van over de hele wereld komen buitenlandse studenten studeren aan de Voorbereidende en Speciale Scholen.
Studentenbevolking
Op haar hoogtepunt in de jaren 1860 zijn er in de Technische Scholen meer studenten dan in de vier andere faculteiten samen. Universiteiten zijn op dat moment in de eerste plaats beroepsscholen en naast geneeskunde en rechten biedt de ingenieursopleiding de beste kansen op de arbeidsmarkt, aanvankelijk in de ambtenarij, maar na de professionalisering van de opleiding door Boudin in de verschillende nijverheidstakken zelf. Het succes van de opleiding en het stijgend belang van de praktische oefeningen maken dat het voormalige jezuïetenklooster aan de Voldersstraat veel te klein wordt voor al die studenten die aan het intern regime zijn gebonden. In 1890, net op tijd om een nieuwe boom van studenten op te vangen, trekken de ingenieurs samen met de faculteit Wetenschappen naar de ‘nieuwe universiteit’ in de Plateaustraat. Een derde succespiek komt er in de vroege jaren 1920. Grote stimulator is dan Gustave Magnel, de expert in gewapend beton, die een Laboratorium voor betontechniek krijgt in het Technicum aan de Sint-Pietersnieuwstraat.
Aanpassingsmoeilijkheden in het midden van de 20ste eeuw
In 1932 daalt het aantal ingenieursstudenten. De daling is het gevolg van de economische depressie van 1929, een knik in de bevolkingsgrafieken door de Eerste Wereldoorlog, protectionistische maatregelen in de Oost-Europese landen die studeren in het buitenland bemoeilijken, zwaardere toegangsexamens en concurrentie van een nieuwe, kortere opleiding tot technisch ingenieur. De vernederlandsing van de universiteit wordt ook als schuldige aangewezen. Maar hoewel het nieuwe taalregime ongetwijfeld een rol heeft gespeeld, is de daling van het aantal studenten vergelijkbaar met die in de rijksuniversiteit van Luik waar het taalstatuut onveranderd is gebleven. In de naoorlogse periode stijgt het aantal studenten opnieuw, maar niet zo sterk als in de andere faculteiten. Het zal nog even duren vooraleer het aanbod aan studierichtingen zich aanpast aan de behoeften van de snel ontwikkelende industrie met gespecialiseerde opleidingen. Tegenover het relatief lage studentenaantal staat wel dat het slaagpercentage van deze studenten beduidend hoger ligt dan in de andere faculteiten. De reden is opnieuw het inwendig regime met voortdurende begeleiding en repetities van de leerstof.
Een eigen faculteit, een nieuwe campus
In 1957 verzelfstandigen de Technische Scholen in de faculteit der Toegepaste Wetenschappen, de vijfde faculteit van de Gentse universiteit. De afsplitsing van de Faculteit Wetenschappen is aanvankelijk een administratieve scheiding maar zal in de latere decennia bestendigd worden. In de jaren 1970 stappen de faculteiten af van de gemeenschappelijke kandidaturen. De faculteit Wetenschappen trekt weg uit de Rozierstraat en vestigt zich aan de Ledeganck en aan de Sterre. De naoorlogse explosie van technologische ontwikkelingen op het vlak van communicatie, transport, kernfysica, bouwmechanica, voeding en textiel, enzovoort kan enkel worden opgevangen door de uitbreiding van de vijfjarige studie met specialisatiejaren. De laboratoria in het Instituut voor de Wetenschappen en het Technicum in het stadscentrum voldoen niet langer aan de moderne onderzoeksnoden en veiligheidsvoorschriften. De faculteit van Ingenieurswetenschappen bouwt haar toekomst in Zwijnaarde, waar vanaf de jaren zeventig het Wetenschapspark Ardoye verrijst
[Fien Danniau]
Literatuur
-
150 jaar ingenieursopleiding aan de Rijksuniversiteit Gent (1835-1985), Gent, 1986.
-
Pieter Caljé, ‘Proximity without propinquity? De verschuivende relatie tussen de stad Delft en het Polytechnische onderwijs in de negentiende en twintigste eeuw’, in: Bert Theunissen (red.), De universiteit en de stad 1800-2000, themanr. Gewina, 24(2001), pp. 60-73.
-
H. Deelstra, De School van Kunsten en Ambachten (1826-1835) aan de Gentse universiteit, Gent, 1977 (Uit het verleden van de R.U.G., nr. 5).
-
Louis Fredericq, De ontvolking der Technische Scholen van de Rijksuniversiteit Gent. In hoever is de vervlaamsching er verantwoordelijke voor?, Gent, s.d.
-
Leen Meganck, Bouwen te Gent in het Interbellum (1919-1939) : stedenbouw, onderwijs, patrimonium: een synthese, Gent, 2002, (onuitg. licentiaatverhandeling).
-
Adolphe Pauli and Auguste Wagener, Le nouvel Institut des sciences à Gand, Gand, 1892.