Instituut van de Wetenschappen

Vanuit de Duitse universiteiten komt in de tweede helft van de negentiende eeuw de idee overgewaaid dat de studieresultaten van de studenten verbeteren door hen zelf aan onderzoek te laten doen. De chemicus Kekulé introduceert het nieuwe onderwijstype in Gent en richt een onderwijsslaboratorium in waar studenten practica volgen. De populariteit van deze cursus en de uitstekende onderzoeksresultaten maken dat het praktisch onderwijs wordt uitgebreid naar andere vakgebieden in de faculteit Wetenschappen. De universiteitsgebouwen in de Voldersstraat worden te krap...

Plaatsgebrek in de Voldersstraat

Het uitbouwen van laboratoria met instrumenten, studiemateriaal en stoffen kost geld en vooral veel ruimte. De site aan de Voldersstraat waar de faculteit Wetenschappen sinds de oprichting van de universiteit is gevestigd, is te klein om de wetenschappelijke laboratoria onderdak te bieden. Ondertussen hebben de Scholen der Burgelijke Genie en voor Kunsten en Fabriekswezen, de zogenaamde Polytechnische Scholen waar ingenieurs worden opgeleid, zich aan de universiteit verbonden en ook zij hebben dringend nood aan meer leslokalen en oefenruimtes. De situatie wordt onhoudbaar: onverluchte labo’s, onverwarmde lokalen en een gebrek aan hygiëne zorgen voor veel zieke studenten, de extra lesuren gymnastiek ten spijt.
Volgens de wet moet het stadsbestuur een oplossing bedenken voor de huisvestingsproblemen, maar iedereen begrijpt dat het, behalve wat oplapmiddelen, geen grote financiële investering kan doen. Minister van Onderwijs Pierre Van Humbeeck is vastberaden het wetenschappelijke peil van de Belgische universiteiten op te krikken tot het Europese niveau en ziet in onderzoekslaboratoria en praktisch onderwijs de enige manier om dat te verwezenlijken. De minister krijgt het in 1879 voor elkaar een eenmalige subsidie van 4,5 miljoen frank los te peuteren bij het parlement, waarmee de rijksuniversiteiten van Luik en Gent hun wetenschappelijk onderzoek en onderwijs kunnen professionaliseren.

Een of meerdere instituten?

Nu de fondsen er zijn, moet de universiteit beslissen wat ermee te doen. Adolphe Pauli, de Gentse hoogleraar architectuur en stadsarchitect, onderneemt samen met enkele collega’s een studiereis naar Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland om te kijken hoe andere universiteiten hun laboratoria en instituten organiseren. Er zijn twee opties: ofwel brengt men de verschillende opleidingen in verschillende instituten onder, zoals de meeste universiteiten dat doen, ofwel verzamelt men ze onder hetzelfde dak, zoals gebruikelijk is in de polytechnische scholen. In Luik kiest de rijksuniversiteit voor een gespreide oplossing. In Gent opteert de bouwcommissie voor één groot ‘Institut des Sciences’. De universiteit argumenteert dat het strenge intern studieregime van de ingenieursopleiding het noodzakelijk maakt dat studiezalen, auditoria, laboratoria en werkzalen dichtbij elkaar liggen. Ook voor de opleidingen binnen de faculteit Wetenschappen is het de meest praktische en economische oplossing om de wetenschappelijke voorzieningen te delen en bij elkaar te houden. Een groot Instituut voor de Wetenschappen dus, waar enerzijds de Polytechnische Scholen en anderzijds de vakgebieden fysica, scheikunde, mineralogie, geologie en paleontologie van de faculteit Wetenschappen in worden ondergebracht. Enkel de zoölogie en de vergelijkende anatomie zullen in de Voldersstraat achterblijven.

Op zoek naar een locatie

Gent kent op dat moment een grote urbanistische expansie. Door de afschaffing van de octrooirechten in 1860 kan er eindelijk buiten de oude stadsomwalling worden gebouwd. Via onteigeningswetten verdrijft het stadsbestuur de arbeiders uit het stadscentrum om hun krotten te vervangen door statige huizen en openbare gebouwen. De universiteit bevindt zich echter in het burgerlijke stadscentrum rond de Kouter en de Veldstraat, wat betekent dat een uitbreiding van de site door de hoge onteigeningskosten onbetaalbaar en niet wenselijk is. De voorkeur van het stadsbestuur en de academieraad gaat uit naar het terrein van de oude Citadel in het zuiden van de stad. Het terrein biedt voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de toekomst en vanop de heuvel zal het Instituut voor de Wetenschappen een monumentale en verheven indruk nalaten op alle passanten. Enige nadeel is dat dit terrein zich nogal ver van de huidige site in de Voldersstraat en van de Plantentuin aan Baudeloo bevindt. De middenstand van de Gentse Kuip ziet de plannen evenmin zitten: die vreest inkomsten te verliezen als de studenten in de andere wijk kost, inwoon en ontspanning zoeken. Als derde optie wordt een terrein aan de Benedenschelde aan de Reep genoemd. Die wijk moet dringend gesaneerd worden en ligt dichtbij de Voldersstraat en Baudeloo. Maar hier vormen de omliggende fabrieken een probleem. De trillingen die de textielfabriek van Lousbergh veroorzaakt zouden wetenschappelijke metingen in de laboratoria wel eens kunnen bemoeilijken. Uiteindelijk raken regering, stad en universiteit het eens over de Bataviawijk, een beruchte arbeiderswijk aan de Sint-Pietersnieuwstraat. Deze ‘stedelijke etterbuil’ vervangen door een prestigieus universiteitsgebouw lijkt iedereen een uitstekend idee. Naar de mening van de bewoners wordt niet gevraagd.

Adolphe Pauli bouwt een Instituut voor de Wetenschappen

Eind 1882 gaat de Bataviawijk onder de sloophamer. Adolphe Pauli ontwerpt een monumentaal bouwwerk op maat van de negentiende-eeuwse wetenschappen. Hij houdt rekening met de wensen en de verzuchtingen van zijn collegae uit de Polytechnische Scholen en de wetenschapsfaculteit. Pauli neemt niet enkel de planning van de fundering en de ruwbouw op zich, maar bekommert zich tot in het kleinste detail om het interieur. Het resultaat is een functioneel en compact vierhoekig gebouw in Second Empirestijl met een totale oppervlakte van 14.700m2. Binnen zijn de studiezalen, leslokalen, laboratoria en kabinetten van de verschillende afdelingen georganiseerd rond vijf binnenpleinen. Het complex is omgeven door vier straten. Aan de kant van de Plateaustraat bevindt zich de monumentale ingang van de Voorbereidende en Speciale Scholen. In de Rozierstraat is er een tweede ingang voor de wetenschapsfaculteit. Rechtdoor kom je bij de sectie voor natuurkunde, rechts huist scheikunde en links van de ingang bevinden zich de afdelingen mineralogie, geologie en paleontologie. Op zeven maart 1891 draagt de staat het Instituut van de Wetenschappen officieel over aan de universiteit.

Een burcht van geleerdheid?

Hoewel de universiteit nog even blijft mopperen over de ongelukkige – want onzichtbare – ligging, erkennen tijdgenoten het Instituut van de Wetenschappen als een van de mooiste of statigste gebouwen in Gent, de universiteit waardig. De groots opgezette architectuur en de dure materialen die zijn gebruikt, stralen af op de status van de wetenschap en verstevigen de positie van de Gentse universiteit in het buitenland. Maar de architect en de universiteit kunnen niet voorzien welke vlucht de wetenschappen in de twintigste eeuw zullen nemen. In 1905 is het gebouw al te klein voor de stroom ingenieursstudenten die de studiezalen bevolken. Om de nieuwe disciplines en studentenstromen op te vangen, moet worden geschoven met lokalen, functies en materialen en op de binnenpleinen verschijnen lelijke bijgebouwen. In de loop van de twintigste eeuw wijken de afdelingen en onderzoeksgroepen een voor een uit naar andere plekken in de stad.

Een toekomst voor het Instituut van de Wetenschappen

Vandaag is het Instituut van de Wetenschappen – de Plateau – een kluwen van afdelingen van de ingenieurswetenschappen en de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. In de kelders van het gebouw en in een vergeten barak op een binnenplein houden zich nog enkele biologen schuil. Het is hier dat Marc Van Montagu en Jozef Schell in de jaren 1960 en 1970 het Laboratorium voor Genetika uitbouwden. De Plateau heeft erg afgezien van meer dan honderd jaar verbouwingen en verhuizen en bepaalde gedeeltes zijn zo verkommerd dat ze onbruikbaar zijn geworden. Sinds 1994 is het Instituut van de Wetenschappen erkend als monument en wordt het beschermd voor verder kwaad. Aan de kant van de Rozier wordt op termijn een faculteitsbibliotheek van de Letteren en Wijsbegeerte ingericht. De restauratie is dan wel begonnen, maar in tegenstelling tot de Boekentoren heeft de universiteit het gebouw nog niet in de armen gesloten.

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
18 augustus 2010

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Het Instituut van de Wetenschappen." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 13.07.2017. www.ugentmemorie.be/artikel/instituut-van-de-wetenschappen.

Bibliografie

150 jaar ingenieursopleiding aan de Rijksuniversiteit Gent (1835-1985). Gent: RUG, 1986.

Balthazar, Herman. "Groei tot industriële grootstad." In Gent: apologie van een rebelse stad: geschiedenis, kunst, cultuur, uitgegeven door Johan Decavele, 155-183 (Antwerpen, 1989).

Dambruyne, Johan e.a.. Een stad in opbouw. 2: Gent van 1540 tot de wereldtentoonstelling van 1913 (Tielt: Lannoo 1992).

Despy-Meyer, Andrée. "3. Instellingen en netwerken." In Geschiedenis van de wetenschappen in België: 1815-2000, uitgegeven door Robert Halleux, 71-89 (Brussel:Gemeentekrediet, 2001).

Laporte, Dirk. Architectuurgids Gent. Turnhout: 1994.

Pauli, Adolphe en Auguste Wagener. Le nouvel Institut des sciences à Gand. Gand: 1892.

"Wetenschapspaleizen. De universitaire bouwwoede van de jaren 1870." Bestor. Geraadpleegd 10.10.2017. www.bestor.be.  

Wylleman, Linda. "Architekt Adolphe Edouard Theodore Pauli. 1820-1895". Gent: onuitg. licentiaatverhandeling RUG, 1973.

Wylleman, Linda. "Het Instituut der Wetenschappen behorende tot de universitaire gebouwen der stad Gent". Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis 23 (1973-1975) 255-280.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Paul Bergmans kijkt in 1919 terug op het verdwijnen van de Bataviawijk en het huzarenwerk van Adolphe Pauli

' L'emplacement choisi [voor het Instituut van de Wetenschappen] fut celui d'un vieux quartier ouvrier insalubre, sur le versant nord de la colline Saint-Pierre, ce qui permit de transformer heureusement cette partie de la ville, mais exigea de la part de l'architecture une grande ingéniosité pour mettre à profit les différences de niveau des rues bordant le vaste quadrilatère de près de 15.000 mètres carrés.'

(Paul Bergmans beschrijft in 1919 leven en werk van architect Adolphe Pauli (1820-1895))

uit: Paul Bergmans, Notice sur Adolphe-Edouard-Théodore Pauli architecte, Bruxelles, 1919.

August Wagener is ontgoocheld over de locatie van het Instituut

‘Le nouvel institut, un des plus beaux monuments de la ville de Gand, est resserré de tous côtés entre des rues plus ou moins étroites. Il est impossible de l’embrasser dans un coup d’oeil ensemble. Il en êut été tout autrement s’il était élevé sur le glacis de l’ancienne Citadelle. Il aurait alors frappé les regards et symbolisé aux yeux de tous, par sa position élevée et son aspect monumental, l’importance qu’a acquise de nos jours la science.’

(Auguste Wagener, beheerder-inspecteur van de universiteit van 1878 tot 1895)

uit: Adolphe Pauli, Le nouvel Institut des Sciences à Gand. Avec un avant-propos de Aug. Wagener, Gent, 1892, p. 4.

Auguste Wagener geeft details over de benauwde behuizing in de lokalen van de Voldersstraat

‘Les salles de dessins étaient également à tous égards défectueuses. Quant à l’école préparatoire du Génie civil, elle était installée dans une espèce de cabanon allongé, qu’on avait réussi tant bien que mal à établir dans une cour intérieure. Le laboratoire de chimie générale était perché au deuxième étage. Un laboratoire de physique pour les élèves faisait totalement défaut. La physiologie et la zoologie ne pouvait guère, faute de locaux suffissants, être enseignées d’une manière convenable’

(Auguste Wagener, beheerder-inspecteur van de universiteit van 1878 tot 1895)

uit: Adolphe Pauli, Le nouvel Institut des Sciences à Gand. Avec un avant-propos de Aug. Wagener, Gent, 1892, p. 3.