1971 Interfacultair Centrum voor Milieusanering

Om het hoofd te bieden aan verontrustende milieuproblematieken wordt bij Koninklijk Besluit van 30 april 1971 het Interfacultair Centrum voor de Studie van Lucht-, Bodem- en Waterverontreiniging opgericht. Het centrum organiseert de nieuwe eenjarige postgraduaatsopleidingen tot licentiaat, ingenieur en apotheker-specialist in de milieusanering. Het betreft een multidisciplinaire vorming (biologie, ecologie, chemie, technologie, economie en wetgeving) die ingaat op alle vormen van milieuverontreiniging, met plaatsbezoeken en veldwerk over specifieke verontreiniging.

Milieubeweging

Natuurbehoud, milieubeleid en milieuverontreiniging komen in de jaren 1960 op de academische en maatschappelijke agenda. In Gent doceert bioloog Jan Hublé in 1968 als eerste in België het vak Natuurbehoud. Datzelfde jaar komen Europese wetenschappers samen in Rome om te rapporteren over milieuproblemen, ze vormen vanaf dan de Club van Rome. Twee jaar later roept de Raad van Europa 1970 uit tot Jaar van Natuurbescherming. Hublé geeft tijdens de openingsceremonie van dat themajaar in Brussel een speech over “de ecologische crisis”. Nog in 1970 ziet de Belgische Stichting Leefmilieu het levenslicht. De tijd is met andere woorden rijp voor het interdisciplinaire centrum.

Interdisciplinair

De oprichter en jarenlang bezieler-secretaris is bio-ingenieur Guido Persoone (1938) die samen met zijn onderzoeksdomein hydrobiologie de overstap maakt van het Labo voor Oecologie van Hublé in de Ledeganck naar de Plateaustraat en de faculteit Landbouwwetenschappen. De docenten van de opleidingen in milieusanering zijn afkomstig uit zes verschillende faculteiten. Het directeur-diensthoofdschap van het interfacultair centrum is een beurtrol en wie de voorzitters volgt, komt bij de kernen van het milieuonderzoek aan de UGent op dat moment: Jules Voets (Laboratorium voor algemene en industriële microbiologie, Landbouwfaculteit), Firmin Bosch (Laboratorium voor scheikundige technologie, Ingenieursfaculteit), Aubin Heyndrickx (Labo voor Toxicologie, Faculteit Farmaceutische wetenschappen), Marcel De Boodt (Labo voor Bodemfysica, Landbouwfaculteit), Niceas Schamp (Labo Organische Scheikunde, Landbouwfaculteit) en Arseen Van Peteghem (Laboratorium voor non-ferrometallurgie en elektrometallurgie, Ingenieursfaculteit) Verder zijn er bij de eerste generatie docenten alleszins ook een aantal gevestigde of aankomende ‘zwaargewichten’ waaronder chemici Julius Hoste en André Cottenie, ingenieurs Jan Cnops en Willy Verstraeten, de arts sociale geneeskunde Karel Vuylsteek, aardrijkskundigen René Tavernier en William De Breuck, bioloog André Gillard en de juristen Pierre Kluyskens en Hubert Bocken. De studenten milieusanering zien alle hoeken van de UGent.

Ingenieurs in de milieusanering

De opleidingen zijn een succes. Het eerste jaar schrijft zich een recordaantal van 45 voltijdse studenten in. Het zijn ingenieurs, apothekers en licentiaten dierkunde, plantkunde, chemie of geologie die zich willen vervolmaken in de milieuproblematiek. Ook de jaren daarna zijn er gemiddeld 26 voltijdse en 10 vrije studenten. Die eerste generatie milieu-ingenieurs stroomt door naar de industrie (verschillende bedrijven hebben een moeilijke kluif aan het verwerken van hun schadelijk afval) en naar nieuwe (semi-) publieke diensten die te maken hebben met vervuiling, natuur en milieu. Vanaf 1974 is het ook mogelijk een doctoraat of speciaal doctoraat te maken in de milieusanering maar wordt de graad van apotheker-specialist geschrapt.

Klemtoon op Waterverontreiniging

Het interfacultair centrum is geen onderzoekscentrum. De betrokken docenten houden hun standplaats in hun eigen Labo of Seminarie. Personeel verwantschap is er expliciet met het Laboratorium voor Biologisch Onderzoek van Waterverontreiniging (1972) van secretaris en trekker van het centrum Guido Persoone. De studenten milieusanering doen wel aan scriptieonderzoek, met een duidelijke klemtoon op waterzuivering en slibafzetting, maar ook luchtvervuiling, afvalverwerking en biogasinstallaties zijn onderwerp van studie.

Verbreding naar milieusanering

De verbreding van milieuproblematiek en –aanpak resulteert in de naamsverandering in 1980 naar Interfacultair Centrum voor Milieusanering. Zes jaar later verdwijnen alle interfacultaire centra van de UGent en verhuist het Centrum naar de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen. De opleidingen blijven hun interdisciplinaire inslag en instroom echter behouden, net als hun populariteit. Vanaf 1989 biedt de faculteit met de steun van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (ABOS) ook een Engelstalige opleiding aan. De tweejarige studie leidt tot het diploma van “Master of Science in Environmental Sanitation’. In 1992-1993 worden de opleidingen hervormd tot een eenjarige Gespecialiseerde Aanvullende Studie (GAS) in Milieuwetenschappen en Milieutechnologieën en een Gespecialiseerde Studie in Milieusanering of Environmental Sanitation.

Seminarie voor Milieurecht

De integratie van het Centrum voor Milieusanering in de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen betekent niet dat milieuproblematiek aan de andere faculteiten afwezig blijft. Hubert Bocken richt in 1988 een Seminarie voor Milieurecht op aan de faculteit Rechtswetenschappen. Behalve de studenten milieusanering krijgen ook de rechtsstudenten het vak milieurecht. Het seminarie verricht wetenschappelijk onderzoek op het vlak van milieuschade, milieubeleidsinstrumenten en bevoegdheidsverdeling inzake leefmilieu. Het seminarie neemt het secretariaat waar van de Commissie tot Herziening van het Milieurecht en de Belgische Vereniging voor Milieurecht. Samen met het Centrum voor Milieusanering organiseert het seminarie in 1990 een inleidende interdisciplinaire lessenreeks tot de Milieuproblematiek voor wie beroepshalve geconfronteerd wordt met milieuverontreiniging. In 1992 gaat het seminarie op in de vakgroep Burgerlijk Recht.

Cousteau en Attenborough

Milieu blijft ook maatschappelijk een belangrijk thema waar de UGent mee uitpakt. Het Centrum voor Milieusanering kan bij monde van Persoone drie keer een zeer mediagenieke eredoctor naar voor schuiven: documentairemaker Jacques Cousteau (1983), voorzitter van de Stichting Leefmilieu Paul Knapen (1988) en documentairemaker David Attenborough (in 1989, bij het 25-jarige bestaan van het centrum)

Technologie

Sinds 2011 gaat het Centrum voor Milieusanering verder als CES&T, Centre Environmental Science and Technology. De naamsverandering wijst opnieuw op een inhoudelijke shift, deze keer naar het technologisch aspect dat een substantieel onderdeel uitmaakt van de opleidingen. Het noemt zichzelf opnieuw een interfacultaire, transversale structuur die milieuwetenschappen, -technologie en -management verenigt en een centraal contactpunt wil vormen voor milieuonderzoek, - onderwijs en -dienstverlening. Er is een nauw verwantschap met de vakgroep Ecologie en Milieubiologie. Het CES&T organiseert anno 2017 zes verschillende opleidingen, waarvan drie Engelstalige.

 

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis
17 mei 2017

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Danniau, Fien. “1971 Centrum voor Milieusanering”. UGentMemorie. Laatst gewijzigd 17.05.2017.

 

Bibliografie

Centre Environmental Science and Technology (www.cest.ugent.be)

“Interfacultair Centrum voor Milieusanering.” UGentMemorialis. Geraadpleegd 17.03.2017. http://www.ugentmemorialis.be/catalog/000008585

De Pauw, Niels en Guido Persoone. Het Centrum voor Milieusanering aan de Rijksuniversiteit te Gent - Internationale Opleiding en Dienstbetoon buiten Europa. Wilrijk: s.n., 1991.

Van Damme, Erick (red.). Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. Jubileumboek 1920-1995. Gent: Snoeck-Ducaju & Zoon, 1995.

"Inleiding tot de Milieuproblematiek: Milieurecht voor niet-juristen; milieusanering voor niet-technologen." Gent: Onuitgegeven syllabus RUG, 1990. Universiteitsarchief Gent, Archief Hubert Bocken.

Studiegidsen en programmaboeken van de UGent 1971-1992.

 

Deel deze pagina: