2. Manifesten van jeugd en bevlogenheid
De weg van de universiteitsbanken naar de voorste gelederen van de literaire en maatschappelijke kritiek verloopt in het geval van Vermeylen buitengewoon snel. Op korte tijd publiceert hij twee briljante essays, waarmee hij naam en reputatie maakt.
Kritiek der Vlaamse Beweging
Zijn Kritiek der Vlaamse Beweging (1895) verschijnt als openingsartikel in de eerste jaargang van de nieuwe reeks van Van Nu en Straks in 1896. In een – ook vandaag nog – schitterend proza analyseert Vermeylen het wezen van de Vlaamse Beweging en formuleert een essentiële kritiek. Hij bewondert het streven en de volharding van een vorige generatie flaminganten, maar verwijt hun tegelijkertijd een bekrompen nationalisme en een in zichzelf gekeerd cultureel isolement. Voor de kosmopoliet Vermeylen, die in Berlijn en Wenen had gestudeerd, past die geborneerdheid niet langer bij de moderne tijden. Voor de sociaal bewogen Vermeylen, toen nog anarchist, is er nog een tweede probleem: het samenvallen van taalstrijd en Vlaamse Beweging. Voor Vermeylen moet de Vlaamse Beweging in een ruimer perspectief van sociale ontvoogding geplaatst worden. De taalkwestie, zegt Vermeylen, is niet het alfa en omega van de Vlaamse Beweging, maar geldt slechts als opmaat voor een omvangrijkere culturele heropleving van het ‘arme Vlaanderen’. Meer dan een taalbeweging moet de Vlaamse Beweging ‘een maatschappelijk streven in den breedsten zin van ’t woord’ worden, klinkt het aldus.
Vlaamse en Europese beweging
Het tweede manifest Vlaamse en Europese beweging (1900) publiceert Vermeylen eveneens in Van Nu en Straks. Inhoudelijk sluit het – met uitzondering van het anarchisme – sterk aan bij de Kritiek en ook de ijzeren redeneertrant voelt al vertrouwd vermeyleniaans. De concrete aanleiding voor het stuk is een kritische tekst van Cyrille Buysse over het flamingantisme. Vermeylen gebruikt Buysse als een springplank om opnieuw ‘de Vlaamse strijd op zijn smalst’, de ‘provincie-cultuur’ en de ‘romantische, kleinburgerlijke en particularistische’ kenmerken van de Vlaamse Beweging over de knie te leggen. Daartegenover plaatst Vermeylen een Vlaamse Beweging die zich zelfbewust moet affirmeren in een een kosmopolitische beweging. ‘En daarom, in twee regels samengevat: om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. - Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden’, concludeert Vermeylen in een beroemd geworden citaat.
Dat deze zinnen – tevens de laatste van het manifest – als een onsterfelijk motto de geschiedenis zijn ingegaan, is een indicatie van het schrijftalent van Vermeylen. Mocht hij vandaag nog leven, zou Vermeylen voor zijn glasheldere en diepgaande manifesten zonder twijfel gelauwerd worden als spraakmakend essayist.