Plantentuin

Een zoo voor planten

Achter een statige omheining naast het Citadelpark ligt de botanische tuin van de universiteit. Verspreid over 2,75 hectare serres en tuinen groeien hier 10.000 planten. Dat de Gentse universiteit een plantentuin heeft, is op zich niet zo uitzonderlijk. Verschillende universiteiten legden een plantentuin aan ter ondersteuning van het botanisch onderzoek van de faculteit Wetenschappen. In Vlaanderen is de universiteitstuin wel uniek: de plantentuin van Leuven is eigendom van de stad en aan de plantentuin van Meise is geen universiteit verbonden. Een botanische tuin verschilt van een gewone tuin of een park door zijn wetenschappelijke plantencollectie en is bijna altijd verbonden aan een onderzoeksinstelling. De esthetiek van de planten en de wandelpaden is in een plantentuin ondergeschikt aan het didactisch en wetenschappelijk doel van de levende verzameling.

Een tuin voor wetenschappers, studenten of Gentenaars?

In zijn tweehonderdjarig bestaan heeft de Plantentuin steeds een evenwicht gezocht tussen drie functies: onderzoek, onderwijs en recreatie. Hoe de drie zich verhouden, hangt af van de stand van het wetenschappelijk onderzoek, de noden van het onderwijs, de relatie met het stadsbestuur, de behoeften van de Gentenaars en het persoonlijk engagement van de beheerders van de tuin. De rol van de Plantentuin is nog niet uitgespeeld. Hij is een didactisch hulpmiddel voor honderden studenten en levert het studiemateriaal voor wetenschappelijk onderzoek van verschillende vakgroepen. In de 21ste eeuw hebben plantentuinen ook de verantwoordelijkheid om bedreigde plantensoorten te conserveren, net zoals dierentuinen bedreigde diersoorten in stand houden. Een andere opdracht vinden plantentuinen in wetenschapscommunicatie. Ze nemen de taak op zich mensen bewust te maken van milieu, natuurlijke rijkdommen, ecosystemen, conservatie en duurzaamheid. Sinds zeventien jaar is de Gentse tuin open voor publiek en organiseren universiteit en Gentse verenigingen er wandelingen, ruilbeurzen en tentoonstellingen.

Lees de artikels over de Plantentuin

  1. Baudelooplantentuin
  2. Van de oude naar de nieuwe plantentuin
  3. Botanisch Instituut
  4. Citadelpark
  5. Gentse horticultuur
  6. Museum voor Dierkunde
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Botanicus Michel Thiery zit op een bankje in de tuin in 1947

'Op de bank nedergezeten, is het een rein genot naar al het mooie te kijken, dat de vijver en zijn omgeving te zien geven, natuurlijk als het weer gunstig is. Nu en dan rolt daverend een tram of een camion voorbij, maar onmiddellijk daarna is het hier heerlijk rustig, en bijna plechtig stil. Volges kwelen, de zonneschijn wiegelt op de boomgroepen – wij zijn immers in de juni-maand – en wolkjes van zoete geuren zwerven ons voorbij. Zij komen van de bloeiende Acacia’s, die overal in het Park, en ook hier in de tuin, de grond met de sneeuw van hun afgevallen kroontjes bestrooien.'

(Leo-Michel Thiery, directeur van het Gentse Schoolmuseum en trouwe bezoeker van de Plantentuin in 1947.)

uit: Michel Thiery, Bij de 150e verjaring van de Plantentuin der Universiteit van Gent (1797-1947), Gent, 1947, p. 51.

Franciscus Petrus Cassel

“Want Gij hebt gewild, dat ik aan de Universiteit van de bloemenlievende stad, in de Scientia ambities zou onderwijs geven. En in het beroemde Gent vond ik een plantentuin, rijk aan schatten uit alle landstreken; ook inwoners , die de cultus van Flora volledig zijn toegedaan, zodat, wie de plantkunde bemint, moeilijk een plaats kan vinden, die gunstiger is dan deze stad.”

Uit: Franciscus Petrus Cassel, Morphonomia botanica, sive observationes circa proportionem et evolutionem partium plantarum, Coloniae, 1820.

Een toeristische gids uit 1857 noemt de Plantentuin de aangenaamste wandelplaats van Gent

‘Deze hof is de aangenaamste en bevalligste wandelplaats van Gent, waer kunst, wetenschap en smaeck zich vereenigen; waer de stille wandelaer zich in ’t beschouwen der schoone natuur kan verlustigen, en de beoefenaer der kruidkunde zijne studie voortzetten en zijne kennis uitbreiden (...).' '... Met eenen schat van zeldzaamheden, vereenigt deze hof eenen sierlijken aenleg en wysselijke verdeeling: in verschillende afdelingen bevat hij eene kwekerij van allerlei vruchtbomen, van alle soorten van inlandsche en titanische gewassen, planten en kruiden, en heeft hij allen voor het behoud der zeldzame planten onmisbare inrichtingen.

(J.J. Steyaert in zijn toeristische gids voor Gent uit 1857)

Uit: Joducus Johannes Steyaert, Volledige Beschryving van Gent of Geschiedkundige beschouwing van deze stad en hare bewooners (Gent: Van Doosselaere, 1857).

Karel Van Hulthem herinnert zich hoe hortulanus Mussche de Plantentuin redde in 1804

‘Toen deze tuin gevaar liep samen met de ‘Ecole Centrale’ te verdwijnen, redde hij dien door zijn vindingrijkheid en zijn kennis van het Latijn. Er was immers in 1804 het bevel gegeven de serreplanten te verkopen. Mussche moest de tuin versieren voor een laatste bezoek van de Napoleon; hij schikte de “veroordeelde” serreplanten rondom een fraaie Banaan, die voor de keizerlijke residentie La Malmaison was bestemd, en aan de voet van de Banaan schreef hij op een plankje volgens vers, dat hij zich uit de lectuur van Latijnse auteurs herinnerde: “Cui me moribundam deseris, hospes?” (Aan wie laat gij mij stervend over, gastvrouw?). Keizerin Joséphine de Beauharnais begreep; de Banaan verhuisde niet naar la Malmaison, de serreplanten niet verkocht, de tuin was gered.’ (29)

(Karel Van Hulthem, Gents politucus en mecenas van kunst en wetenschappen aan het begin van de 19de eeuw)

Uit de mémoires van Van Hulthem, post mortem gepubliceerd in 1837, geciteerd en vertaald in: Michel Thiéry, Bij de 150e verjaardag van de Plantentuin der Universiteit Gent (1797-1947) (Gent: Snoeck-Ducaju, 1947), 29.