1967 Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking
Wanneer Congo in 1960 onafhankelijk wordt, moet de Universiteit Gent haar pril koloniaal wetenschappelijk en ontwikkelingsbeleid zowel praktisch als ideologisch grondig bijsturen. Het in 1967 opgerichte Interfacultair Studie- en Vormingscentrum (ISVO) wil studenten bekwamen in ontwikkelingswerk en de verschillende projecten in de ‘Derde Wereld’ coördineren. In de nieuwe postkoloniale periode breidt de universiteit haar activiteiten uit naar andere ontwikkelingslanden dan Congo, maar in de geest van sommige professoren is het mondiaal verspreiden van het westerse model nog altijd het ultieme doel. Onenigheid tussen de exacte en sociale wetenschappers binnen het ISVO zorgt ervoor dat de interdisciplinaire aanpak erbij inschiet. Na twintig jaar houdt het ISVO op te bestaan. Ze geeft de fakkel door aan de rechtenfaculteit en de vzw Rijksuniversiteit Gent Ontwikkelingssamenwerking (RUGOS).
Ontwaken in een nieuwe wereld
Een prille koloniale beweging aan de Universiteit Gent ontstaat na de Tweede Wereldoorlog. Ze moet zich al meteen opnieuw uitvinden door de onverwacht snelle onafhankelijkheid van Congo in 1960. De kolonie wordt van de ene op de andere dag een ‘ontwikkelingsland’. Koloniale hulp wordt plots ‘technische bijstand bij het dekoloniseringsproces’ en ‘ontwikkelingssamenwerking’. Net als bij de Belgische overheden heerst bij de leden van het in 1956 aangevatte Ganda-Congo project in het noordoosten van Congo eerst nog het idee dat de aanwezigheid gewoon in licht gewijzigde vorm kan worden verdergezet. 'Ontwikkelingssamenwerking' is de nieuwe noemer waaronder de veelzijdige Belgische belangen om aanwezig te blijven in de kolonie nu vallen.
Ook Ganda-Congo wil haar wetenschappelijk onderzoek en ziekenhuis verder uitbouwen. Intenties ten spijt, botst dit idee al snel op de realiteit van de politieke onrust in Congo en de soms vijandige houding van de Congolese bevolking tegen de voormalige kolonisator in de jaren net na de onafhankelijkheid. Daarenboven ziet de in 1962 opgerichte Belgische Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking (DOS) wetenschappelijk onderzoek niet als zijn kerntaak. Er is minder geld voor wetenschappelijke projecten in Congo. Het enthousiasme dooft uit. Ganda-Congo zal een stille dood sterven.
Uitbreiding actieterrein
Onder meer doordat de aanwezigheid in Congo niet meer zo evident blijkt als initieel gehoopt, maakt in vroege postkoloniale tijden aan de Universiteit Gent het idee opgang om ontwikkelingswerk uit te breiden naar andere streken dan Centraal-Afrika waar de focus voorheen lag. Landbouwingenieur Lode De Wilde steunt dit idee. Hij wordt een van de protagonisten bij de overgang naar een postkoloniale Gentse universiteit en de zoektocht naar een aangepaste verhouding met de 'nieuwe' landen. Hij stelt bijvoorbeeld nog voor om Ganda-Congo om te vormen naar UNIKO-Ganda (Universitaire Koöperatie Overzee-Ganda) en zich ook te richten op andere ontwikkelingslanden.
Aan de Gentse Rijkslandbouwhogeschool wil De Wilde hetzelfde. Het probleem stelt zich namelijk dat al opgeleide tropische landbouwingenieurs zonder de makkelijke afzetmarkt die Congo was plots zonder werkterrein dreigen te vallen. Op de achtergrond speelt eveneens de forse daling mee van het aantal studenten dat zich nog inschreef voor de driejarige specialisatie tropische landbouw aan de vooravond van de onafhankelijkheid. Deze tendens was in de tweede helft van de jaren 1950 al ingezet aan alle Rijkslandbouwhogescholen (Gent, Luik, Gembloux), maar Gent was de slechtste van de klas. In 1959 schrijft welgeteld een student zich in voor de specialisatie. In het tweede en derde jaar zit respectievelijk geen en een student. De Wilde wijt het achteraf onder meer aan het opkomend besef dat het verhaal van Belgisch-Congo op zijn eind liep. Hij wil in het nieuwe ontwikkelingssamenwerkingstijdperk het actieterrein uitbreiden en de opleiding verdiepen, in de hoop meer studenten voor landbouwkundig ontwikkelingswerk te engageren.
Postkoloniale white man’s burden
Volgens dezelfde filosofie wil De Wilde de ontwikkelingssamenwerking universiteitsbreed organiseren en verdiepen. Het voormalige koloniale onderwijs aan de Universiteit Gent moet nu de ontwikkeling van meerdere landen dienen. De universiteit moet gespecialiseerde opleidingen waar mogelijk in het Frans en Engels aanbieden om toegankelijker te zijn voor studenten uit overzeese gebieden. De Wilde bepleit onder meer verplichte stages, meer uitwisseling van studenten tussen België en de overzeese gebieden, maar vooral een extra postuniversitaire vorming voor alle studenten die zich met ontwikkelingswerk willen inlaten. De Wilde stelt een Interfacultair Centrum voor Universitaire Köoperatie Overzee voor. Alle faculteiten moeten nauwer samenwerken om de ‘ontwikkelingsdeskundigen’ breed te vormen. De Wilde wil met een professionele vorming en omkadering van studenten ook de tendens counteren binnen de DOS om onervaren en ongeschoolde 'technici' voor slechts korte periodes uit te sturen. De universiteit moet bovendien met gebundelde krachten het vuur voor ontwikkelingswerk bij de Gentse studenten aanwakkeren met onder andere extra-curriculaire lessenreeksen, lezingen, symposia en bezoeken aan ontwikkelingslanden.
In een nieuwe geopolitieke context herverpakt De Wilde de oude koloniale ambities van de UGent. Maar zijn achterliggend gedachtengoed vertoont nog altijd veel gelijkenissen met koloniale denkpatronen, als een soort postkoloniaal kolonialisme. De Wilde geeft toe dat er in het verleden vaak een 'zelfgenoegzaam paternalisme' heerste. Niettemin vertrekt ontwikkelingsactie voor hem nog altijd vanuit the white man’s burden om de westerse ‘beschaving’ als hoger doel uit te dragen en de ontwikkelingslanden te ‘redden’. Op ideologisch vlak is De Wildes visie op ontwikkelingssamenwerking oude wijn in nieuwe zakken. Daarnaast speelt ook een anti-communistische motivatie mee die de ‘Derde Wereld’ uit de handen van de Sovjet-Unie wil houden door het aanbieden van ontwikkelingshulp.
Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking
In 1967 ontstaat uiteindelijk het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking (ISVO). De eerste directeur is Carlos Hooft. Het ISVO speelt de door de DOS aangeboden projecten door aan de verschillende faculteiten. Op dit moment is de Universiteit Gent al betrokken in concrete ontwikkelingsprojecten. Het International Training Centre for Post-Graduate Soil Scientists (sinds 1963) aan de faculteit Wetenschappen richt zich op studenten uit ontwikkelingslanden en de faculteit Geneeskunde is betrokken bij de uitbouw van de medische opleiding en faculteit aan de Université Nationale du Ruanda (sinds 1966). Historicus Jan Dhondt is tussen 1963 en 1966 rector van de Université Officielle du Congo.
Het ISVO heeft twee kerndoelstellingen: een eenjarige Nederlandstalige postgraduaatsopleiding aanbieden en ontwikkelingssamenwerking promoten met onder meer voordrachten die een breed publiek kunnen aanspreken. De keuze voor een postgraduaat in het Nederlands hangt samen met de overtuiging dat kennis vooral projectmatig ter plaatse moet worden overgedragen, eerder dan buitenlandse studenten massaal naar Gent te halen voor een volledige opleiding. Het ISVO wil in de eerste plaats Belgische studenten die in aanraking komen met ontwikkelingswerk een completere vorming bieden.
Ontwikkelingsonderwijs
Het onderwijsluik bestaat uit een algemene cluster aan vakken aangevuld met een gespecialiseerde keuzerichting die leidt tot het diploma van licentiaat in de ontwikkelingssamenwerking. De algemene vakken omvatten de politieke, psychologische, pedagogische, medische, economische en landbouwkundige aspecten van ontwikkelingssamenwerking, waarna een van de tien specialisatierichtingen wordt gekozen: geneeskunde, geologie, biologie, landbouwkunde, psychologie, opvoedkunde, diergeneeskunde, economie, publieke administratie of toegepaste wetenschappen. De professoren en verantwoordelijken voor het programma zijn grotendeels dezelfde die tien jaar geleden al bij Ganda-Congo betrokken waren (De Wilde, De Coster, Tavernier, Vlerick en De Coninck), aangevuld met Jef Van Bilsen, geneeskundigen Pieter Gustaaf Janssens en Laurent Vandendriessche, opvoedkundige Robert Plancke en diergeneeskundige René Willems.
In de komende jaren vervoegen onder meer landbouwkundige Frans Pauwels, econoom Jef Maton en psycholoog Etienne Van der Straeten - andere oud-bekenden van Ganda-Congo - de rangen van het ISVO, net als socioloog Ruddy Doom. Studenten die op het eind van de jaren 1970 bijvoorbeeld voor de specialisatie Geologie kiezen, krijgen les van onder andere Tavernier, Ameryckx, Sys, Maréchal, Snacken en De Boodt. Alhoewel Centraal-Afrika door de koloniale ervaring van de proffen nog vaak centraal staat in het begin, breidt de expertise geleidelijk uit naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Azië en Latijns-Amerika.
Populariteitsproblemen
Het aantal studenten dat zich inschrijft voor de postgraduaatsopleiding van het ISVO is relatief constant en ligt vanaf de jaren 1970 rond de twintig, met uitschieters in 1981 (34) en 1984 (35). Doorheen de jaren zijn er veel veranderingen in de samenstelling van het specialisatieprogramma. Niet alle specialisatierichtingen kunnen ieder jaar worden ingericht. Vooral vanuit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte komt al snel de kritiek dat het ISVO-programma te weinig aandacht besteedt aan taal en de sociale en historische context van de ontwikkelingsproblematiek. De dominantie van de meer exacte wetenschappen binnen het ISVO is een doorn in het oog voor zij die meer aandacht willen voor de mogelijke bijdrage van de sociale en geesteswetenschappen aan de ontwikkelingsproblematiek. Deze spanning binnen het ISVO zal blijven bestaan. Medio jaren 1970 bekomt Afrikanist Marcel Van Spaandonck, een van de krachten achter de in 1972 ontstane Afrika-Vereniging van de Rijksuniversiteit Gent, met ruggensteun van Van Bilsen wel de introductie van Sociolinguïstiek van de ontwikkelingslanden als vrije leergang. Van Spaandonck komt enkele jaren later aan de letterenfaculteit aan het hoofd te staan van het seminarie voor Swahili en de Taalproblematiek van de Ontwikkelingsgebieden.
Gedurende de eerste tien jaar komen enkele structurele problemen van het ISVO aan de oppervlakte. Zo is er is veel absenteïsme van studenten bij de algemene vakken. Ook het behaalde niveau van het weliswaar klein percentage buitenlandse studenten ligt laag. De taalbarrière wordt omzeild door alternatieve handboeken aan te bieden en de scriptie mag in het Frans of Engels worden geschreven. Maar deze studenten volgen het programma vaak in opdracht van hun regering en de angst voor sancties bij terugkeer naar hun geboorteland maakt dat de verhandelingen van sommige studenten uit repressieve regimes zoals Iran of Indonesië soms een kritische dimensie missen en informatie achterwege laten. Hiernaast stelt ook de groeiende populariteit van de ontwikkelingsproblematiek in algemene zin het ISVO voor problemen. Veel ingeschreven studenten ambiëren niet langer om ontwikkelingswerk in het buitenland te verrichten, maar volgen de opleiding vooral vanuit interesse in het onderontwikkelingsvraagstuk. Het ISVO-programma is hier niet op afgestemd. Een programmahervorming dringt zich op. Maar het meest fundamentele probleem van het ISVO situeert zich op het financiële en wetenschappelijke niveau.
Interdisciplinaire coördinatie?
Het gebrek aan financiële slagkracht speelt het ISVO grote parten. Het centrum vraagt bij zijn oprichting in 1967 geen extra financiering aan. Vanaf de jaren 1970 verkrijgt ze van de universiteit een klein budget om de kosten voor administratie, gastprekers, congressen en reizen van studenten te dekken. Met deze beperkte middelen heeft het ISVO geen ruimte om veldwerk te bekostigen, onderzoekers te betalen en fundamenteel onderzoek te ondersteunen. Dat dit hiaat grote gevolgen heeft voor het onderwijs wordt duidelijk in het midden van de jaren 1970. Volgens Ruddy Doom opereren de lesgevers in hun aparte coconnetjes en laten ze zich leiden door persoonlijke voorkeuren, zonder echt aandacht te hebben voor mogelijke inzichten uit andere vakgebieden.
Het gebrek aan interdisciplinair onderzoek maakt van het ISVO-postgraduaat een vergaarbak aan vakken, zonder overkoepelend totaalbeeld voor de opleiding. Het ISVO functioneert multidisciplinair, niet interdisciplinair. En alhoewel het centrum de universitaire ontwikkelingswerking coördineert, blijft haar rol beperkt tot de fase van de toekenning van het project. Door het gebrek aan echte interdisciplinaire kennisopbouw en knowhow kan ze geen bijdrage leveren aan het verdere proces. Het is bijvoorbeeld tekenend dat het ISVO geen nauwe samenwerking met het Gent-Butare project in Rwanda onderhoudt. Het ISVO laat de organisatie geheel aan de Gentse geneeskundefaculteit over, alhoewel de geneeskundigen Vandendriessche en Janssens in beide projecten betrokken zijn. De interdisciplinaire bevruchting die al tijdens Ganda-Congo werd nagestreefd, is en blijft nog steeds slechts een ideaal.
Derde Wereldstudies
Vanaf de tweede helft van de jaren 1970 worden pogingen ondernomen om het ISVO inhoudelijk te heroriënteren. Enkele programmawijzigingen vinden plaats, maar aan de interdisciplinaire verzuchtingen wordt niet meteen tegemoetgekomen. Een deel van de professoren acht de gespecialiseerde opleiding nog altijd belangrijker dan het verdiepen van het gemeenschappelijk programma. Bovendien is er geen geld om het postgraduaat uit te breiden naar twee jaar. In 1983 slankt de opleiding af op vraag van rector Cottenie. Er wordt besloten enkel nog de vier meest populaire specialisaties aan te bieden (Psychologie en Pedagogie, Economie, Landbouw en Publieke Administratie). Wel besteedt het keuzeprogramma medio jaren 1980 meer aandacht aan sociolinguïstiek, sociologie en geschiedenis en hebben studenten voor een deel van hun vakken de vrije keuze uit alle aan de universiteit gedoceerde vakken.
Het ISVO houdt na twintig jaar formeel op te bestaan. Wanneer door bezuinigingen in het midden van de jaren 1980 de bestaande interfacultaire centra in de faculteiten moeten worden opgenomen is er zelfs even sprake van een volledige afschaffing van het ISVO-programma. Uiteindelijk gaat de postgraduaatsopleiding ontwikkelingssamenwerking in 1986 toch op in de rechtsfaculteit, waar Jef Van Bilsen sinds 1974 de leiding heeft over de Dienst voor de Studie van de Problemen van de Derde Wereld. De structuur van het basisprogramma en de vier overgebleven specialisaties blijven gehanteerd in de eerste jaren. Figuren zoals Pauwels en Maton blijven betrokken. In 1992 wordt de Dienst voor de Studie van de Derde Wereld onder leiding van Doom deel van de nieuwe vakgroep Studie van de Derde Wereld aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, de huidige vakgroep Conflict en -Ontwikkelingsstudies. In de jaren 1990 breidt het basisprogramma ontwikkelingssamenwerking uit met vakken zoals Culturele antropologie (Vangroenweghe en Pinxten) en Politieke en sociale leerstelsels in de ontwikkelingslanden (Doom).
RUGOS
Door het verdwijnen van het ISVO als instituut valt ook de promotie van ontwikkelingssamenwerking aan de RUG weg. Daarom wordt in 1986 de vzw Rijksuniversiteit Gent Ontwikkelingssamenwerking (RUGOS) opgericht. Onder voorzitterschap van Cottenie en later van Patrick Van Damme wil RUGOS een extra stimulans betekenen voor de universitaire ontwikkelingssamenwerking. In het jaar van haar oprichting organiseert ze bijvoorbeeld een expo in studentenrestaurant De Brug. Maar RUGOS wil vooral nog meer ontwikkelingsprojecten doen ontstaan. Daarom neemt ze zich voor het aanvraagproces voor ABOS-fondsen via de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) te stroomlijnen en het voorbereidings-, uitvoerings- en evaluatieproces te ondersteunen. RUGOS wenst ook een meer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid. Ze wil het Gentse ontwikkelingswerk toespitsen op tussenkomsten in noodgebieden met projecten rond voedselvoorziening en gezondheidszorg. Deze keuze komt niet toevallig in de jaren 1980 wanneer extreme hongersnoden in Afrika sterk gemediatiseerd zijn. In deze jaren ontstaan ook initiatieven zoals Student Aid aan de universiteit.
Bob Geldof
De Gentse Rijksuniversiteit reikt in september 1986 op initiatief van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte zelfs een eredoctoraat uit aan Bob Geldof, de man achter Live Aid, voor zijn humanitaire inspanningen. Geldof neemt de 450.000 frank (minder dan het verhoopte vijfvoud) ingezameld onder personeel, proffen en studenten in ontvangst, geeft een persconferentie in Auditorium E van de Blandijn en wordt daarna gehuldigd in de Aula. Alhoewel het Gentse postgraduaat in ontwikkelingssamenwerking een paar jaar voordien nog zou worden opgedoekt uit financiele overwegingen, wordt tijdens de ceremonie in de Aula de oprichting van RUGOS feestelijk beklonken.
Een echte overkoepelende beleidsrol neemt RUGOS evenwel nooit in. De dienst Internationale Betrekkingen volgt de Gentse ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op. Een academisch verantwoordelijke voor ontwikkelingssamenwerking is de brugfiguur naar het VLIR en de ABOS-financiering. In 1995 ziet de Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) het licht. Het advies- en coördinatieorgaan onder voorzitterschap van de rector wordt het aanspreekpunt voor de VLIR en zet het te volgen universitaire ontwikkelingsbeleid uit. De administratieve verantwoordelijkheid voor ontwikkelingssamenwerking verhuist rond de millenniumwisseling naar de afdeling Onderzoekscoördinatie. Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (UOS) is heden de verzamelnaam voor alle Gentse projecten. De Belgische overheid financiert heden via VLIR-UOS 95% ervan. De tienkoppige UGent-cel UOS biedt wetenschappelijke, financiële en praktische ondersteuning aan studenten en onderzoekers.
Davy Verbeke
Vakgroep Geschiedenis UGent
9 april 2017
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Verbeke, Davy. “1967 Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 09.04.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1967-interfacultair-studie-en-vormingscentrum-voor-ontwikkelingssamenwerking.
Bibliografie
Develtere, Patrick en Aristide Michel. Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, 2009.
De Wilde, Lode. “Enquête over het teruglopen van de inschrijvingen in de Belgische universitaire landbouwscholen.” In Mededelingen van de Landbouwhogeschool en de opzoekingsstations van de staat te Gent XXVI, nr. 2, 1961: 881-951.
De Wilde, Lode. De universitaire landbouwscholen in de ontwikkelingssamenwerking. Gent: Rijkslandbouwhogeschool, 1962.
Eerdekens, Adriaan. "Ganda-Congo 1956-1970: De Gentse universiteit en het wetenschappelijke avontuur in de kolonie." Masterscriptie, Universiteit Gent, 2010.
Kwanten, Godfried. "Go between tussen twee culturen: Jef Van Bilsen en de overgang van een koloniaal naar een ontwikkelingsbeleid." In Congo in België: koloniale cultuur in de metropool, uitgegeven door Vincent Viaene, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens, 283-297. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2009.
Maenhout, Klaas. “Van kolonialisme naar ontwikkelingssamenwerking. Het interfacultair Afrikabeleid van de Rijksuniversiteit Gent (1906-1990).” Masterproef, Universiteit Gent, 2014.
Pertry, Dominic. “Be Bob Alulla Addisabeba.” Schamper 229 (1986): 2.
Studiegidsen Universiteit Gent vanaf 1967.
Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS). "Missie Commissie Ontwikkelingssamenwerking."
Website Cel Ontwikkelingssamenwerking (UOS).
VLIR-UOS: lopende projecten.