Studentenoverlast
Op 17 december 1987 loopt een spontaan studentenfeest op de laatste donderdagavond voor de kerstvakantie uit de hand. De Gentse politie chargeert en achtervolgt honderden hitsige studenten tot in de cafés. De ravage is enorm. De Heuvel- en Overpoort liggen bezaaid met een glinsterend tapijt van kapotte bierglazen en caféruiten. Geïnspireerd door dat kerstgezicht gaat de nacht wat onsmakelijk de studentengeschiedenis in als ‘Kristalnacht’ – die naam werd in 1938 ook gegeven aan een terreurnacht in nazi-Duitsland. Stad, universiteit en horeca komen de volgende ochtend in spoedberaad samen: deze situatie is niet langer houdbaar. Gent houdt wel van zijn studenten maar deze overlast is ronduit gevaarlijk. Sindsdien en met wisselend succes werken de verschillende partijen samen om de hinder veroorzaakt door studenten in de Overpoort en in de rest van de stad te beperken.
Slapeloze nachten
De cocktail van jeugdige overmoed, ludieke animositeit en schuimende bierkragen leidt overal en te allen tijde wel eens tot studentikoze overlast. Dat is niet anders in het negentiende-eeuwse Gent. Als je er de studentenalmanakken van het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal Wel Gaan op naleest, lijkt het wel of een avond pas geslaagd is als Gentenaars je woedend uitschelden of de ‘pinnen’ – het koosnaampje voor de politieagenten, genoemd naar de pin op hun helm – je achternazitten. Diezelfde ’t Zallers vinden eindeloos plezier in hun nachtelijke ‘charges’. Tijdens deze tochten slaan de studenten met hun stokken op de deuren, luiken en kasseien van de Gentse huizen en straten met een oorverdovend gekletter als gevolg. Studentikoos nachtlawaai in de buurt van de Lange en Korte Meer is ongetwijfeld de meest voorkomende klacht van de stedelingen. Maar zeg nu zelf, op een avondlijke pleziertocht is het moeilijk te weerstaan aan de verlokkingen van een oratio op de trappen van de Aula of de kiosk op de Kouter. Een andere plek die uitnodigt tot plechtige redevoeringen is de Dulle Griet aan de Vrijdagmarkt. Of zoals een ’t Zaller het kanon omschrijft in 1896: ‘het kosteloos nachtverblijf van alle verdoolde dronkaars van Gent, die, wanneer zij hun roes hadden uitgeslapen, ondervonden dat “Dolle Griet” deze lastige particulariteit bezat, dat men er veel moeilijker uit- dan inkroop’. Al bij al prijzen stadsbestuur en universiteit zich gelukkig met hun gedisciplineerd en eervol studentenkorps. Pas als er sprake is van zwaar vandalisme of ‘véritables actes de sauvagerie’ maant de politiecommissaris de rector per brief aan tot maatregelen.
Opdringerige ‘studentses’
Een heel andere vorm van overlast veroorzaakt de opdringerige student. De Gentse moeders waarschuwen hun opgroeiende dochters keer op keer voor de ‘studentses’ en hun streken. Ver van moeder en dorpspastoor verwijderd lopen de studenten ongestoord de Gentse dames of ‘Siskes’ achterna. Ze zijn een hoofdthema in hun liederen en dromen. Wanneer echter de examens zich aankondigen of de studententijd afloopt, vliegen de meisjes aan de deur. De heren komen gewiekst en aanhalig uit de hoek en weten maar al te goed om hoe laat de Gentse schonen buiten komen – rond 7 uur als de naaiateliers sluiten; waar de zedige ‘mammezellen’ zich verschuilen – in de Sint-Michielskerk op zondagochtend; hoe ze het beste te versieren zijn – met een serenade op de guitare; en waar de geheime kusplekjes zijn – tussen het riet van de Leieoevers. Het meeste succes hebben de studenten geneeskunde. Die slaan zonder moeite de mooiste Siskes aan de haak, en Gent stond in die tijd bekend om zijn mooie vrouwen! De meisjes hopen waarschijnlijk een toekomstig ‘doktoor’ aan de haak te slaan. Zelfs als meisjes rond de eeuwwisseling hun intrede doen in de universiteit, blijven de studenten hun pijlen liever richten op de Gentse dames: de studententinnen zijn ofwel veel te geconcentreerd op hun studies, ofwel enkel geïnteresseerd in een toekomstige echtgenoot.
Geweld en schade
De overlast van studenten gaat in stijgende lijn vanaf de twintigste eeuw. In een eerste fase berokkenen knuppelende studenten vooral elkaar veel schade. Naarmate de Vlaamse verzuchting voor een Nederlandstalige universiteit groeit, stijgen de politieke en communautaire spanningen én de bitsige manifestaties in de straten van Gent. De bereden Rijkswacht moet in het interbellum verschillende keren de partijen uit elkaar houden en de materiële schade is telkens groot. De overlast wordt wel heel tastbaar voor de Gentenaars op 19 november 1922. Die dag wordt een optocht van tegenstanders van de vernederlandsing, waaronder de verfranste burgerdames en -heren van Gent, door de Vlaamse studenten onder vuur genomen met de uitwerpselen van de Rijkswachtpaarden. De stoet staat sindsdien in de Gentse annalen geboekstaafd als de ‘Paardenvijgenstoet’.
De incidenten rond de vernederlandsing lijken klein bier met wat Gent in 1979 over zich heen krijgt. Dat jaar verzetten de studenten zich tegen de stijging van het inschrijvingsgeld tot 10.000 frank. Politie en studenten raken verwikkeld in een opbod van machtsvertoon met zware rellen tot gevolg. Deze keer zijn de kasseistenen van de straten rondom de Blandijn en de Sint-Pietersnieuwstraat de geliefde projectielen van de studenten. Auto- en winkelruiten sneuvelen, straten worden afgezet en universiteitsgebouwen bezet. De krantenkoppen vragen zich af of het oorlog is in Gent. Aan deze episode heeft de Gentse politie een gespecialiseerde Mobiele Politie Eenheid (MPE) overgehouden, door de studenten omgedoopt tot het Muil Peren Eskadron. Die komt ook vandaag nog van pas bij de ondertussen traditionele jaarlijkse confrontatie tussen linkse en rechtse studenten. De stad moet dan telkens tientallen extra manschappen inzetten om beide partijen uit elkaar te houden en vandalen in te tomen.
‘Kristalnacht’
Sinds het midden van de jaren 1970 concentreert de studentenoverlast zich in en rond de Overpoort. De as tussen de Blandijn en de nieuwe sites rond de Sterre en de Ledeganck vult zich in die periode met cafés voor het studentenkorps, met in hun kielzog nachtlawaai, opstootjes en veel afval. De populariteit en de overlast bereiken een hoogtepunt op die beruchte donderdagavond in 1987. Naar schatting 15.000 jongeren zijn dan op stap in de Overpoort, terwijl er slechts 14.000 Gentse studenten zijn ingeschreven. De populariteit en reputatie van de straat reikt duidelijk verder dan de universiteits- en hogeschoolgrenzen en trekt ook enkele duizenden Oost-Vlaamse scholieren aan. Vertegenwoordigers van politie, universiteit, studenten en horeca buigen zich na de ‘Kristalnacht’ over de vraag hoe dat jonge geweld, dat heel vijandig uit de hoek komt tegenover orde- en hulpdiensten, kan worden ingetoomd. Studenten percipiëren de politierekruten als ‘provocerende knokploegen’ en agenten staan op hun beurt niet te springen om ‘s nachts te moeten babysitten op studenten die ‘een luilekkerleventje leiden op kosten van de staat’. Om een finale clash tussen beide kampen te vermijden moeten de drukke avonden tot in de puntjes worden voorbereid en alle partijen anticiperen op de omstandigheden. In 1989 treedt het actieplan voor de geliefde uitgaansnacht in werking: de Overpoort wordt verkeersvrij, cafés schenken bier in plastic bekertjes, enkele studenten krijgen een signalisatiefunctie, buurtbewoners houden fietsen en vuilnisbakken binnen en om de straat wat te ontlasten van het volk worden op het Sint-Pietersplein optredens georganiseerd – met niet al te populaire bands om niet nóg meer volk aan te trekken. Het wordt een vlekkeloze nacht. De laatste donderdag voor de kerstvakantie, intussen omgedoopt tot ‘Winternacht’, zal anno 2010 niet meer de 18.000 deelnemers halen zoals in het begin van de jaren 1990, maar blijft traditioneel een van de meest geanimeerde én best voorbereide van het Overpoortjaar.
Over de Overpoort
De samenwerkingscommissie blijft in de jaren na 1989 actief werken om verschillende vormen van overlast gezamenlijk aan te pakken. Als studentenverenigingen preventieofficier Freddy Carlier, die de studentenrellen van 1979 als jonge rekruut meemaakte, uitnodigen om te komen praten over vandalisme, merkt die op dat ‘tien jaar geleden studentenafgevaardigden een politieafgevaardigde waarschijnlijk gewoon hadden buitengedragen’. Met de campagne ‘Over de Overpoort’ in 1998 worden studenten voor de eerste keer geënquêteerd over welke vormen van overlast ze zelf ervaren: fietsdiefstal, inbraak, graffiti, sluikaffiches, zwerfvuil, brandveiligheid, huisvuilophaling, lawaaihinder van wegenwerken... Over al deze onderwerpen krijgen studenten tegenwoordig informatie via brochures, flyers en websites. Optimale preventie en communicatie zijn dan ook de enige manier om de 65.000 Gentse studenten te integreren in de stad. In ieder geval lijkt de relatie tussen studenten en ordediensten, na decennia van neerbuigende studenten en rancuneuze ‘pinnen’, gevolgd door enkele vijandige en incidentrijke decennia, beter dan ooit.
[Fien Danniau]
Literatuur
-
Almanach de l’Université de Gand. Publié sous les auspices de la société générale des étudiants libéraux , 11(1895) - 30(1914).
-
Almanach de la Générale Gantoise des étudiants catholiques, 1(1902) - 16(1930).
-
Aula. Daags blad van het Gentsch Studentenkorps, 1(9 oktober 1933) - 6(oktober 1939).
-
Bart Desomer, ‘Ceci n’est pas un étudiant’, in: Universiteit Gent, 1994-95, 9(2),pp. 2-6.
-
Gentsche Studentenalmanak. Uitgegeven door het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal wel gaan. 30(1880) - 56(1940).
-
Frank Goetmaekers, ‘Winternacht zonder brokken’, in: Universiteit Gent, 4, 1989-1990, (5), pp. 6-9.