Monte Blandinium
De Faculteit Letteren en Wijsbegeerte bevindt zich op de top van de Blandijnberg en wordt daarom afgekort tot ‘de Blandijn’. De berg is eigenlijk maar een heuvel van 28 meter hoog maar voor de fietsende student lijken er dat veel meer. Het geografisch verschijnsel beïnvloedde de stadsontwikkeling van Gent: de hoge, droge plek was een ideale vestingplaats voor achtereenvolgens de eerste Gentenaars, de machtige kloostergemeenschap van Sint-Pieters en haar handelsnederzetting, militaire bastions, arbeiders en studenten.
De eerste bewoners van de Blandijnberg
Archeologen bewijzen in 2004 dat de Blandijnberg al bewoond was in de prehistorie. In de Tweekerkenstraat, een steegje naast de Sint-Pieterskerk waar tegenwoordig het nieuwe gebouw van de Faculteit Economie staat, vinden ze bij de opgravingen dertienhonderd vuurstenen van meer dan elfduizend jaar oud. Op de volgende bewoning heeft de berg moeten wachten tot de derde eeuw. Toen zou er een zekere Blandinius gewoond hebben in een Gallo-Romeinse villa. In die tijd kenden de Romeinen Gent onder zijn Keltische naam ‘Ganda’, wat ‘samenloop’ of ‘samenvloeiing’ betekent.
De abdij met twee kerken
Rond 630 sticht een leerling van Amandus een benedictijnenabdij op de Blandijnberg. De abdij kan dankzij een florerende wijnbouw en machtige beschermheren als Karel de Grote, de graven van Vlaanderen en de aartshertogen Albrecht en Isabella uitgroeien tot een belangrijk religieus en economisch centrum met een immens grootgrondbezit. Het abdijdorp kent een bewogen geschiedenis – rijkdom trekt verschillende belegeraars aan zoals Noormannen en beeldenstormers. Het dorp van Sint-Pieters blijft eeuwenlang gescheiden van dat van Sint-Baafs, de andere Gentse kloostergemeenschap aan de samenvloeiing van Leie en Schelde. De Ketelvest is de grens en de Sint-Pietersnieuwstraat de historische verbindingsweg tussen beide.
Sint-Pieters sluit aan bij Gent
De Franse Revolutie betekent voor de Sint-Pietersabdij, net als voor alle andere religieuze gemeenschappen, het einde. De laatste monniken worden verdreven en het dorp wordt ingelijfd bij Gent. De parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw gaat onder de sloophamer en wordt vervangen door een marsplein, het huidige Sint-Pietersplein. 250 Spaanse krijgsgevangen effenen de terreinen van de abdij en transformeren de gebouwen tot legerkazerne. De invloedrijke Gentenaar Karel Van Hulthem kan de abdijkerk redden van de ondergang door haar een nieuwe bestemming te geven als depot voor geconfisceerde kunstschatten. De resten van de parochiekerk en de parochiebegraafplaats met onder meer de lichamen van familieleden van Arnulf I De Grote, graaf van Vlaanderen in de tiende eeuw, zullen in 2004 worden blootgelegd door archeologen. Tegenwoordig leidt Allison, een virtuele monnik, bezoekers rond in de abdij en teelt Hotelschool Tweebruggen opnieuw wijndruiven op de flank van de Blandijnberg .
Een industriële wijk
De geconfisceerde terreinen van Sint-Pieters komen net op tijd om de ontluikende Gentse textielindustrie extra ruimte te geven. Aan de oevers van de Muinkkaai en Kantienberg verrijzen fabrieken en de verpauperde plattelandsbevolking van Sint-Pieters is het eerste fabrieksproletariaat. De arbeiders hokken samen in ‘citeetjes’ of beluiken op de Blandijnberg, tussen de Sint-Pietersnieuwstraat en de Nederkouter. De desastreuze omstandigheden in deze arbeiderswijken komen in 1843 aan het licht door een vernietigend rapport van de artsen Mareska en Heyman. Het gebrek aan hygiëne in de beluiken zorgt tijdens de negentiende eeuw herhaaldelijk voor epidemieën met duizenden slachtoffers. Een van de laatste relicten van de oude industrie op de Blandijnberg is het beluik van de Hoveniersberg, een steegje tussen de Sint-Pietersnieuwstraat en de Schelde dat vandaag toegang geeft tot de Economiecampus en het studentenhuis Therminal. Aan de overkant van het beluik bevinden zich de oude gerestaureerde ijskelders van brouwerij en frisdrankhandel Donny, waar tot het midden van de twintigste eeuw het mineraalwater ‘Blandin’ werd gebrouwen.
De Vreesebeluik
Gent transformeert in het midden van de negentiende eeuw tot een industriële grote stad. Het stadsbestuur en de rijke burgerij bekostigen nieuwe prestigieuze gebouwen zoals de opera, het justitiepaleis, de Aula en talloze burgerhuizen. De arbeidersbeluiken in het stadscentrum passen niet in het burgerlijke plaatje en het stadsbestuur gaat hen met saneringen te lijf. De architect Charles Leclerc-Restiaux krijgt de opdracht de open ruimte aan de Sint-Pietersabdij aan te pakken en hij tekent een homogene compositie van burgergevels die de arbeiderskrotten maskeren. Grenzend aan het plein neemt Lieven De Vreese het initiatief om in 1848 een ‘modelwerkmanscité’ te bouwen. Het ‘Cité Ouvrière of ‘De Vreesebeluik’ heeft bredere steegjes en comfortabelere huisjes dan zijn beruchte buur Batavia. Binnen in het beluik bevinden zich bovendien een bakkerij, kruidenierszaak, slagerij, herberg en grasplein. Aan weerszijden van het beluik en uitgevend op het Sint-Pietersplein dienen twee triomfbogen als ingang. Als de cholera-epidemieën van de jaren 1850 aan het De Vreesebeluik voorbij gaan, ziet men daarin het bewijs van het nut en succes van dit type beluik. Maar het stadsbestuur is minder overtuigd: het zou de andere arbeiders maar attent maken op hun eigen miserabele woonomstandigheden.
De universiteit wist de sporen van de industrie uit
Honderd jaar na de bouw van het beluik ontwerpt Henry van de Velde op de plaats van het De Vreesebeluik twee nieuwe instituten voor de universiteit. De arbeiders hebben de binnenstad dan al grotendeels verwisseld voor een plek in de nieuwe arbeidersbuurten aan het Rabot en de Muide, bij de fabrieken in het noorden van de stad. Sinds 1889 vervangen academische gebouwen en burgerhuizen de arbeiderswijken van de Blandijnberg. Het proces begint met de bouw van het reusachtige Instituut van de Wetenschappen – het Plateaucomplex – in 1890; het Technicum, de Boekentoren en het HIKO rijzen op in het interbellum; en na de Tweede Wereldoorlog verschijnen in chronologische volgorde het oud rectoraat aan de voet van de Sint-Pietersnieuwstraat, enkele gebouwen aan het Sint-Pietersplein, de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte – maar niet volgens de oorspronkelijke plannen van Van de Velde – De Brug, resto Overpoort, het nieuw rectoraat, campus Hoveniersberg, studentenhuis De Therminal, campus Tweekerken en als hekkensluiter het Universiteitsforum. De Blandijnberg wordt vandaag bewoond door duizenden studenten.
Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis
16 augustus 2010
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Monte Blandinium." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 28.10.2015.
http://www.ugentmemorie.be/artikel/monte-blandinium.
Literatuur
-
Onder het Sint-Pietersplein Gent. Van Hoogadellijke begraafplaats tot parking, Gent, 2010.
-
André Capiteyn, Leen Charles en Marie Christine Laleman, Historische atlas van Gent. Een visie op verleden en toekomst, Gent, 2007.
-
Jean-Paul den Haerynck, ‘Het Zuid: allure, verval en herstel’, in: Gentse stadsgezichten. Een stadsmozaïek, Gent, 2000, pp. 18-19.
-
Maria de Waele, ‘Van beluikenwijk (Batavia en De Vreese) tot universitair kwartier’, in: Gentse stadsgezichten. Een stadsmozaïek, Gent, 2000, pp. 20-21.
-
Dirk Laporte, ‘1860-1913’, in: Een stad in opbouw. Gent van 1540 tot de Wereldtentoonstelling van 1913, Tielt, 1992, pp. 249-320.
-
Dirk Laporte, Architectuurgids. Gent, 1994.
-
Hans Mortelmans, De rode wandeling, Gent, 2005.