Discailles, Ernest (1837-1914)
Bij Ministerieel Besluit van 24 februari 1880 wordt de vrije cursus 'Cours d'histoire contemporaine' aan beide rijksuniversiteiten ingericht, toegankelijk voor alle universiteitsstudenten. In Gent wordt de uit Doornik afkomstige Ernest Discailles als titularis aangesteld. De geëngageerde vrijzinnige liberaal past volledig in het plaatje van de benoemingspolitiek van de anti-klerikale regering Frère-Orban. De 42-jarige Discailles is een bijzonder eloquente en gedreven lesgever aan het Brusselse Athénée royal, de Ecole normale pour instituteurs en de Ecole normale pour intitutrices. Hij zetelt voor de liberalen in de Schaarbeekse gemeenteraad en is een veelgevraagd confererencier met gevulgariseerde wetenschappelijke bijdragen, vaak over geschiedenis en literatuur.
Tournaisien jusqu'au fond de l'âme
Zo wordt hij door zijn biograaf Léon Leclère, collega hoogleraar hedendaagse geschiedenis aan de ULB, getypeerd. Hoewel hij het grootste deel van zijn leven in het Brusselse doorbrengt, blijft hij de banden met zijn geboortestad Doornik koesteren. Hij geeft er vaak conferences, wordt gevraagd bij huldigingen en feestelijkheden en schrijft voor de plaatselijke kranten La Vérité en L'Economie. L'Economie wordt geleid door de zeer populaire volkszanger Adolphe Delmée die Discailles in 1889 in Gent uitnodigt voor een druk bijgewoond optreden. In de schaduw van de choncq clotiers, de vijf klokkentorens van de Notre-Damekathedraal groeit Ernest Discailles de eerste achttien jaar van zijn leven op. Hij is de oudste van een kroostrijk gezin. Zijn vader Louis Charles werkt als deurwaarder bij de rechtbank van Doornik, zijn moeder Lucie Joséphine Moriau bestiert het huishouden. Ernest loopt lagere school in de Telle-Lepezschool. In 1848 start hij de humaniora aan het Koninklijk Atheneum van Doornik. In de voetsporen van zijn vader kiest hij voor de richting Latijn-Grieks. Hij blinkt vooral uit in de menswetenschappen en is een veellezer. In het vijfde middelbaar keert hij zich stilaan van het geloof af en begint hij zich voor politiek te interesseren. Zijn klasgenoten noemen hem al lachend Voltaire. Wanneer hij in 1854 de retorica aanvat wordt zijn jongste zusje geboren. Na de humaniora wil hij bijzonder graag rechten studeren om later een carrière aan de balie uit te bouwen. De familiale situatie met één kostwinner voor het grote gezin, weerhoudt er hem van om die studie aan te vatten. Hij opteert voor een driejarige opleiding tot leraar in het middelbaar onderwijs aan de normaalschool, gehecht aan de Luikse universiteit. Tijdens de grote vakantie van 1855 moet hij vooral zijn wiskunde bijspijkeren, die in het toegangsexamen ruim aan bod komt en slaagt in oktober als eerste van de deelnemers.
Student in Luik
Ernest Discailles geniet van een jaarbeurs van 500 frank om zijn studies te betalen en in zijn onderhoud te voorzien. Zoals hijzelf schrijft komt hij daar goed mee rond: hij eet aan 1,65 frank per dag. Als intern leerling aan de normaalschool wordt in zijn logement voorzien. Naast de lessen aan de normaalschool volgt hij ook de cursussen aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte omdat hij zinnens is aansluitend aan zijn lerarenopleiding, het doctoraat -de huidige master- af te leggen. Hij krijgt ondermeer onderricht van de Luikenaar Alphonse Le Roy, filosoof en linguist en de Gentenaar Jean Stecher, eveneens linguist en literatuurhistoricus. Beiden zijn toppers in hun vakgebied. Dat universitair onderwijs heeft hem ongetwijfeld gevormd. Een universitaire graad zal hij echter nooit behalen.
Op politiek vlak is het een boeiende tijd: internationaal met de Krimoorlog en de Vrede van Parijs, nationaal met de zaak van de Gentse universiteitsprofessoren Brasseur en Laurent en de wet op de liefdadigheidsinstellingen, de zgn. loi de couvents. Voer genoeg voor de jonge progressief liberale Discailles voor geanimeerde discussies met medestudenten en docenten. Hij verlaat de normaalschool in 1858, met onderscheiding en met quasi zekerheid op een job. Reeds in oktober kan hij aan de slag in het Atheneum van Mons. Tot zijn ontgoocheling wordt hij in eerste instantie aangesteld als surveillant en niet als leerkracht, met een wedde van 900 frank.
Brugse periode
Lang duurt de passage in de hoofdstad van de provincie Henegouwen niet. In september 1860 wordt Discailles eerst ad interim en kort nadien definitief benoemd als leraar geschiedenis en aardrijkskunde aan het Koninklijk Atheneum van Brugge. Zijn mutatie naar Brugge heeft hij te danken aan de voorspraak van Paul Dervaux, Brugs gemeenteraadslid, liberaal parlementariër en staatsman van het eerste uur. Hij is erbij als het Nationaal Congres op 10 november 1830 voor het eerst bijeen komt. Toenmalig burgemeester van Brugge, tevens liberaal senator Jules Boyaval, heeft een andere kandidaat voor ogen, maar schikt zich naar de wensen van zijn oudere partijgenoot. De 23-jarige Discailles is tevreden. Hij verdient nu 3.200 frank en kan financieel bijdragen in de gezinslasten. Reeds op jonge leeftijd is hij een gedreven lesgever, begenadigd met een natuurtalent.
In de lente van 1863 huwt hij in Sint-Joost-ten-Noode met de renteniersdochter Marie Louise Andries. Het stel woont in het oude centrum van Brugge in Rozendal 5. Het is een ruim burgershuis waar buiten het gezin twee inwonende dienstmeiden verblijven. Hun twee kinderen worden er geboren. In 1864 Léon en in 1866 Lucie Joséphine. De zoon zal later de droom van zijn vader verwezenlijken en wordt advocaat. Vakanties brengen ze vaak door aan de Belgische kust in het nabijgelegen Blankenberge.
Al snel na zijn aankomst in Brugge, raakt Ernest Discailles ingeburgerd en engageert zich in plaatselijke verenigingen en schrijft in plaatselijke bladen. Ook voor de Revue de l’Instruction publique en Belgique schrijft hij verschillende boekbesprekingen.
Hij engageert zich ook politiek als secretaris van de Association Libérale de Bruges en propageert via de door hem in 1860 opgerichte vriendenkring Les Amis du Progrès, het blauwe gedachtegoed. Wanneer in 1864 in Brussel vanuit antiklerikale en maçonnieke kringen de Ligue belge de l’Enseignement wordt gesticht, richt Discailles samen met o.m. Karel Versnaeyen een Brugse afdeling op. Het doel van de vereniging is de verdediging en de promotie van een verplicht en gratis gelaïciseerd lager onderwijs voor jongens én meisjes en onderstreept het belang van de vrijheid van meningsuiting. De liga kent vooral veel bijval in progressief liberale kringen. Wanneer de Ligue wordt aangeklaagd door Armand Neut in het katholieke Brugse dagblad La Patrie, omdat de vereniging zou gesticht zijn door de vrijmetselarij, schrijft Ernest Discailles een vlammend wederwoord waarin hij de onafhankelijkheid van liga benadrukt. Het ‘recht van antwoord’ wordt gepubliceerd in het liberale Journal de Bruges. Neut is geobsedeerd door de vrijmetselarij en verschillende van zijn antimaçonnieke publicaties zijn online raadpleegbaar in onze bibliotheek.
In Brussel
Het schooljaar 1867-78 start Discailles aan het Athénée royal de Bruxelles als leerkracht geschiedenis en aardrijkskunde. Ook hier hanteert hij met succes zijn didactische methode: lessen waarin hij aan de hand van de historische feiten tot een eigen interpretatie komt, illustreren met literaire passages die als een soort kapstokken die blijven hangen. Hij beoogt om zonder een al te droog wetenschappelijk discours, zijn leerlingen algemene cultuur, burgerzin en de goesting in litratuur bij te brengen.
Rond dezelfde periode van zijn benoeming in Brussel treedt hij toe tot de vrijmetselarij. Wanneer hij exact aansloot weten we niet, maar wel dat hij op 21 november 1867 de meestergraad krijgt in de Brusselse loge les Vrais Amis de l’Union et du Progrès réunis, waar op dat moment de voorzittend meester Pierre Van Humbeeck is, de latere Minister van Onderwijs.
Vanaf 1874 combineert hij zijn baan in het Atheneum met een docentschap geschiedenis aan de Brusselse normaalschool voor onderwijzers en vanaf 1878 tevens aan de normaalschool voor onderwijzeressen.
Het gezin is verhuisd naar Schaarbeek, ten noordoosten van Brussel. Het is op dat moment een snel groeiende gemeente. De komst van het Noordstation op haar grondgebied in 1846, heeft de verstedelijking ongetwijfeld in de hand gewerkt. Tussen 1866 en 1890 stijgt het aantal inwoners van 18.710 naar 50.826. Ernest Discailles is in de gemeente ook politiek actief en wordt verkozen als gemeenteraadslid voor de liberalen in 1877. Datzelfde jaar voert hij campagne voor Paul Janson, eerst voor zijn opname in de Association Liberale de Bruxelles, later voor de parlementsverkiezingen. In de zomer van 1881 doet hij noodgedwongen afstand van zijn mandaat, gezien hij na zijn benoeming aan de Gentse universiteit van rechtswege verplicht is zich in Gent te domiciliëren.
Een man met ambitie
In 1872 schrijft de Klasse der Letteren van de Koninklijke Academie naar aanleiding van haar eeuwfeest een wedstrijd uit voor geschiedenis met als onderwerp de regering van Maria-Theresia. Ernest Discailles die zo’n Prijs ook ziet als opstapje voor een academische carrière, neemt deel met een studie van bijna 300 bladzijden, waarvoor hij hemel en aarde moet verzetten om ze tijdig in te leveren. De jury komt niet tot een vergelijk en de Prijs wordt niet toegekend, tot grote ontsteltenis van Discailles die er een klerikaal complot in ontwaart. Hij geeft het driedelig werk dan maar uit in eigen beheer.
Teleurgesteld legt hij de ‘historische pen’ even opzij en sticht in 1873 de Fédération de l’Enseignement moyen officiel, een vereniging van en voor leerkrachten van het officieel secundair onderwijs: zijn troetelkind. Discailles wordt voorzitter van de federatie in 1881 en blijft dit tot kort vóór zijn overlijden in 1914, wanneer hij ontslag neemt omwille van een intern dispuut over het gebruik van het Nederlands in de vergaderingen.
Maar de historische microbe slaat weer toe en in 1878 publiceert hij een monografie over Adelson Castiau (1804-1879), een sociaal sterk bewogen liberaal volksvertegenwoordiger voor Doornik die in 1848 niet langer door zijn kiespubliek gesteund wordt wegens te radicaal revolutionair. Castiau verhuist definitief naar Parijs. In 1893 zal Discailles de biografie opnieuw publiceren in de Almanach des Etudiants libéraux de Gand, aangevuld met ondermeer zijn persoonlijke briefwisseling met Castiau uit 1878.
Het politiek klimaat is gunstig voor Ernest Discailles. Op 18 juni 1878 treedt de regering Frère-Orban – Van Humbeeck aan die radicaal antiklerikaal is, maar niet sociaal liberaal. De invloed van de vrijdenkersbeweging en van vrijmetselarij is duidelijk in de creatie van een ministerie van Openbaar Onderwijs, ingevuld door Pierre Van Humbeeck. Drie ministers zijn lid van de loge les Vrais Amis de l’Union et du Progrès réunis, waar ook Discailles lid is. In enkele katholieke kranten schrijft men dat Discailles de persoonlijke secretaris wordt van de minister van onderwijs. Het is fake news, maar het illustreert de gepolariseerde mentaliteit. Van Humbeeck benoemt hem wel eind 1879 in een commissie die belast wordt met de samenstelling van een geïllustreerd album gewijd aan de vaderlandse geschiedenis ten behoeve van de lagere gemeentescholen. In 1880 neemt hij het algemeen secretariaat waar van de commissie onder voorzitterschap van de Kamervoorzitter, die belast is met de public relations van de viering van het halfeeuwfeest van België. Het gaat Discailles voor de wind.
Kers op de taart
Als bekroning van een carrière van bijna 22 jaar in het middelbaar onderwijs en aan de normaalscholen wordt Ernest Discailles op 25 februari 1880 benoemd door minister Van Humbeeck aan de Gentse universiteit voor de nieuwe cursus ‘Histoire contemporaine’ die openstaat voor de studenten van alle faculteiten en niet verplicht is. Zijn ‘politieke’ benoeming is niet onbesproken; zijn inaugurale les evenmin. De Beheerder van de universiteit, August Wagener, liberaal en ook benoemd door Pierre Van Humbeeck, is kritisch tegenover een vrije cursus, die volgens hem weinig studenten zal trekken. Het tegendeel is waar: de grote zaal van de Rechtsfaculteit zit ruim vóór de start van Discailles’ inaugurale les, afgeladen vol. In de liberale pers wordt de les vergeleken met de bijzonder populaire colleges van de Franse literatuurhistoricus Saint-René-Taillandier aan de Sorbonne en in de katholieke pers waant men zich in een toneelvoorstelling van de Comédie Française. Die polarisatie is apert aanwezig gedurende zijn ganse academische loopbaan.
Gezien de wettelijke verplichting zich in Gent te domiciliëren, huurt Discailles de eerste twee jaar in de Kortrijksepoortstraat, nadien op de Botermarkt en vanaf 1891 in de Vlaanderenstraat.
In 1882 start zijn zoon Léon in de kandidatuur Letteren en Wijsbegeerte aan de Gentse universiteit, als voorbereiding op zijn rechtenstudies. Dit rondt hij met vrucht af en hij vat in oktober 1883 zijn eerste jaar rechten aan. Dat lukt blijkbaar minder goed en ook een tweede poging het jaar nadien strandt. Het academiejaar 1885-1886 schrijft hij zich dan maar in aan de ULB, waarna hij eindelijk na een dubbele studietijd, in 1890 met voldoening doctor in de rechten wordt. Léon wordt advocaat aan de Brusselse balie en is daarnaast luitenant van de artilleriedivisie van de Brusselse Burgerwacht. Eind 1896 overlijdt hij in Davos. Het jaar voordien was hij nog getuige bij het huwelijk van zijn zus Lucie met Jean Fortin, doctor in de rechten en zoon van de Schaarbeekse gemeentesecretaris.
Universiteitsprofessor
Het vak waarvoor Ernest Discailles aangeworven is ‘Histoire contemporaine’ doceert hij gedurende tien jaar, elke maandag van 15 tot 16 u. Vanaf het academiejaar 1881-1882 krijgt hij ook de cursus ‘Histoire comparée des littératures modernes’, waarvan hij het deel over Romaanse literatuur doceert. De vergelijkende Germaanse literatuur wordt tot 1882 onderwezen door Jacob Heremans, nadien door Paul Fredericq, waarmee hij bevriend is.
Na een akkefietje met Beheerder Wagener, omdat hij vroeger dan de wettelijke termijn wilde bevorderen, wordt Discailles op 14 maart 1883 gewoon hoogleraar.
Wanneer de wet van 10 april 1890 de cursus Hedendaagse geschiedenis verplicht maakt in de kandidaturen Letteren en Wijsbegeerte blijft Discailles titularis, maar verschuift de les naar de zaterdag van 11 tot 12 u. Eveneens in 1890 wordt de cursus ‘Histoire comparée’ die hij gekoppeld met Fredericq doceert ontdubbeld in ‘Histoire de la littérature française/flamande’ enerzijds en ‘Notions sur les principales littératures modernes’ anderzijds. Tenslotte geeft hij ook twee uur per week oefeningen in Frans lezen en schrijven bij de ingenieurs. Alles samen doceert Discailles zes uur per week, naast zijn cumul in de Brusselse Normaalscholen. Hij blijft tot 1886 aan de Normaalschool voor Onderwijzers verbonden, wanneer hij wordt aangesteld aan de Gentse meisjesschool ‘Institut de Kerckhove’ voor geschiedenis en literatuur. Hij krijgt een groots afscheid in september waarbij hem een portret geschilderd door één van zijn oud-leerlingen wordt aangeboden. Aan de Brusselse Normaalschool voor Onderwijzeressen blijft hij lesgeven tot 1907. Daarnaast onderwijst hij tussen 1881 en 1892 geschiedenis en Franse literatuur in het kader van de ‘cours supérieurs pour dames’ die plaatsvinden in het Paleis van de Academie.
Le père des étudiants
Ernest Discailles is bijzonder geliefd bij de studenten en meer in het bijzonder bij de liberale studenten. Dat zagen we reeds bij zijn blijde intrede, maar het loopt als een rode draad door zijn carrière. Reeds in 1885 wordt hij erelid van de Société Générale des Etudiants Libéraux of de Gé Liberale zoals gemeenzaam genoemd. In de vierde editie van hun Almanach in 1888 wordt hij uitgebreid geportretteerd. De portretten in de vorige edities van de Almanach zijn respectievelijk gewijd aan François Laurent, Albert Callier en Félix Dauge wat aantoont dat Discailles toch wel hoog wordt ingeschat. Sinds 1886 werkt Discailles zelf regelmatig mee aan de Almanach en is hij een fel gesmaakt tafelredenaar bij feestelijke gelegenheden, maar ook ernstiger onderwerpen komen aan bod in conferenties die hij er geeft, zoals over hedendaagse poëzie of liberalisme.
Eind 1890 ontstaat er bijzonder veel commotie rond wat het vlaggenincident wordt genoemd. Studenten dragen in de rouwstoet bij de begrafenis van de hoogleraar Nicolas Du Moulin een vlag van Vooruit mee. De rector wordt geïnterpelleerd door de minister van Binnenlandse Zaken, waarop hij het advies van de academieraad inroept. Collega’s Paul Thomas en Henri Pirenne leggen een motie voor om voortaan ‘revolutionaire symbolen’ te bannen bij universitaire ceremonies. De motie wordt goedgekeurd op twee onthoudingen na. Discailles die niet aanwezig was, laat op de eerstvolgende zitting van de academieraad notuleren dat hij in elk geval zou tegengestemd hebben. Met zijn uitgesproken politieke standpunten die vaak progressief zijn, krijgt hij in elk geval een belangrijk deel van de studenten op de hand. De populaire hoogleraar wordt al snel ‘le père des étudiants genoemd.
Naar aanleiding van zijn bevordering tot officier in de Leopoldsorde in mei 1897 organiseren de studenten in de Cercle Littéraire et Artistique een, ook door collega’s druk bijgewoonde huldezitting.
De plechtige manifestatie in de Aula ter gelegenheid van zijn emeritaat op 15 juni 1907, wordt georganiseerd door de studenten. De toespraak van de decaan Georges Hulin De Loo, wordt onmiddellijk gevolgd door een bijdrage van een oud-student en van een student, vóór de rest van de officiële toespraken. In zijn dankwoord eindigt Discailles dan ook met hen: “J’espère que tous ces étudiants, toutes ces élèves conserveront mon souvenir comme je conserverai le leur! Qu’ils sachent bien, qu’elles sachent bien que mon coeur reste avec eux et avec elles!”
Nadien wordt een selectie van de aanwezigen uitgenodigd in de Cercle Artistique et Littéraire voor een coupe Champagne. De toespraken tijdens de plechtigheid worden gebundeld en uitgegeven. Na zijn emeritaat wordt hij in 1909 nog voorzitter van de alumnivereniging Union des anciens étudiants de l’Université de Gand, waarin hij reeds jarenlang actief was.
Inburgering
Wanneer Discailles in Gent arriveert is het een stad in beweging, op alle vlakken. Door de wet van 1860 waarmee de stedelijke octrooien worden afgeschaft komt er onmiddellijk perspectief op stadsuitbreiding. In een mum van tijd worden negen octrooipoorten gesloopt en wordt de stadsomwalling gedempt om een ringboulevard aan te leggen. Parken zoals het Citadelpark verfraaien de stad. Begin de jaren 1880 komt met het Zollikofer-De Vigneproject de urbanisatie echt op kruissnelheid met ondermeer de aanleg van de centraal lopende Vlaanderenstraat, waar Discailles in 1891 één van de eerste bewoners wordt. Sinds 1857 is een homogeen liberaal stadsbestuur aan de macht, wat zo blijft tot 1895. Na de verkiezingen dat jaar wordt de radico-socialistische fractie de sterkste groep in de Gentse gemeenteraad. Het wordt duidelijk dat met het socialisme rekening moet worden gehouden. Toch treedt tot 1908 een liberaal minderheidscollege met burgemeester Emile Braun aan, voorwaardelijk gesteund door de katholieke fractie.
Bij de benoeming van Discailles is Albert Callier rector en is August Wagener beheerder-opzichter aan UGent. Beide heren zetelen in de Gentse gemeenteraad voor de liberalen en hangen de progressieve strekking aan. Albert Callier en zijn broer Hippolyte zijn in 1874 de oprichters van La Flandre Libérale, liberaal antiklerikaal dagblad, waar overigens altijd bijzonder lovend over Discailles wordt geschreven. In dit klimaat en in deze ‘blauwe’ middens zal Discailles zich ongetwijfeld hebben thuis gevoeld. Hoewel hij waarschijnlijk het grootste deel van de tijd thuis in Schaarbeek doorbrengt, bouwt de hij in Gent een sociaal leven uit. De taal is geen barrière want Gent is Franstalig. Nochtans sluit de Nederlandsonkundige hoogleraar zich aan bij het Willemsfonds maar neemt eind 1884 ontslag wegens ‘al te veel lidmaatschappen’. In maart 1886 sticht Discailles de Cercle libéral Wallon en wordt er voorzitter van. De vereniging van Walen die in Gent werken en studeren telt al snel meer dan 300 leden. De cohabitatie met de Vlaamse Liberale Vereeniging en haar voorzitter Julius De Vigne, boegbeeld van het liberaal flamingantisme, is niet altijd vanzelfsprekend en geeft aanleiding tot polemieken in de pers. Maar in de liberale bourgeoiskringen is hij een graag geziene gast. In de Cercle Littéraire et Artistique, waarvan hij overigens erelid wordt, geeft hij talrijke druk bijgewoonde voordrachten, meestal in cyclusvorm over ondermeer Voltaire en Rousseau.
Wanneer emeritus Discailles zelf reeds uit Gent verdwenen is, wordt op het veertigste Salon de Gand van 1909 zijn buste tentoongesteld. Ze is het werk van de Brusselse beeldhouwster Valentine Bender, een bijzonder getalenteerde kunstenares, die helaas in de schaduw van haar leraar, minnaar en latere echtgenoot Egide Rombaux leeft. Een Belgisch Rodin-Claudelverhaal. De buste staat nu in het Schaarbeekse gemeentehuis.
Historicus
Hoewel Discailles vóór zijn benoeming slechts twee historische werken publiceert, begint hij vanaf 1882 aan een inhaalmanoeuvre, waarmee hij in die late 19de, begin 20ste eeuw, een niet onbelangrijke bijdrage aan geschiedenis in het algemeen en de hedendaagse geschiedenis levert. In 1882-1883 verschijnt Histoire des Concours généraux de l’enseignement primaire, moyen et superieur en Belgique in drie lijvige delen, samen goed voor meer dan 1800 pagina’s. Hij krijgt er een medaille voor van de Société pour le progrès des Etudes philologiques et historiques en van de Franse regering benoemt hem ervoor tot officier in de Orde van de Academische Palmen, wat een zeer exclusieve academische onderscheiding is. Op het portret hierboven in toga, draagt hij het ereteken rechts. In 1884 ontvangt hij van de Koninklijke Academie van België de tweejaarlijkse Prijs Joseph De Keyn voor het een jaar eerder verschenen Guillaume le Taciturne et Marnix de Saint-Aldegonde. Tien jaar later wordt hij zelf corresponderend lid van de Academie, bevordert in 1897 tot lid en wordt in 1907 voorzitter van de Klasse der Letteren. Hij is er bijzonder actief als verslaggever en publiceert daarnaast niet minder dan 58 bijdragen in het Bulletin van de Klasse der Letteren van de Academie. In de Memoires van de Klasse der Letteren verschijnt in 1909 Un diplomate belge à Paris de 1830 à 1864 over Firmin Rogier, broer van Charles Rogier wiens uitgebreide biografie tussen 1892 en 1895 in vier delen verschijnt, wat Discailles zelf beschouwt als zijn belangrijkste werk.
Tot op heden wordt gerefereerd naar zijn werk. Els Witte verwijst in haar in 2020 verschenen boek, Belgische republikeinen verschillende keren naar zijn bijdragen over Charles Roegier, Adelson Castiau en Victor Considerant.
Opvolging
Of Discailles blij is met Hubert Van Houtte als opvolger voor het vak hedendaagse geschiedenis weten we niet. Zijn andere lesopdrachten worden verdeeld tussen Albert Counson en Fernand Severin. Alphonse Roersch krijgt zijn ordinariaat. Van Houtte is alumnus van Leuven en mediëvist van vorming. Hij wordt in 1902 aan de UGent benoemd voor een aantal vakken in de Moderne tijden en hoort thuis in het rijtje van 55 katholieke hoogleraren, benoemd in de periode 1884-1907 met homogeen katholieke regeringen. Dit overtreft ruim de dertien hoogleraren van liberale signatuur benoemd door het kabinet Frère-Orban, waar Discailles één van is.
Discailles is doorgaans niet opgezet met katholieke collega’s. Zo veroorzaakt hij in 1886 grote stennis met zijn protest tegen de toewijzing van de vrijgekomen cursus Geschiedenis van Rome aan collega-hoogleraar Aldolf De Ceuleneer, die niet enkel overtuigd katholiek is maar ook Vlaamsgezind, dit in tegenstelling tot Van Houtte. De Ceuleneer is overigens de enige katholiek die benoemd is tijdens de regering Frère-Orban. De tussenkomst van Discailles in de faculteitsvergadering duurt meer dan een uur en is in extenso in het verslag opgenomen, zoals door hem geëist.
Beide collegae De Ceuleneer en Van Houtte zijn aanwezig bij de plechtige manifestatie in de Aula op 15 juni 1907 voor het emeritaat van Discailles, die zoals ruim vooraf werd aangekondigd een neutrale aangelegenheid zou zijn. Na zijn emeritaat gaat hij met zijn nieuwe echtgenote op de Louisalaan in Brussel wonen. De moeder van zijn kinderen is na een slepende ziekte in april 1906 overleden. In februari 1907 hertrouwt hij met 24 jaar jongere Jeanne Fortin, onderwijzeres in de gemeenteschool van Schaarbeek. Ze is oud-studente van Discailles aan de Brusselse Normaalschool en de zus van zijn schoonzoon, waardoor hij de zwager wordt van zijn dochter Lucie. Hoewel zijn gezondheid vanaf het begin van 1910 achteruit gaat begint hij zijn Herinneringen op papier te zetten. Discailles blijft actief in de Koninklijke Academie en in de Fédération de l’Enseignement moyen officiel. Het incident in de lente van 1914 over het gebruik van het Nederlands in de Fédération met de leden August Borms en René De Clercq, hakt er zwaar op in. Hoewel stichter-voorzitter Discailles die omwille van het dispuut onslag neemt, de vergadering erop ere-voorzitter wordt benoemd, komt hij dit nooit echt te boven. Hij overlijdt op 18 augustus 1914. De wegens omstandigheden beperkte rouwstoet kruist twee dagen nadien de Duitse troepen die Brussel binnentrekken.
Nalatenschap
Bij Discailles’ afscheidsfeest aan de universiteit wordt 4000 frank ingezameld, wat de jaarwedde is van een docent. Hij besteedt het geld aan de creatie van een academische prijs, die zijn naam draagt. Met de rente wordt een vijfjaarlijkse prijs uitgereikt door de Koninklijke Academie van België, Klasse der Letteren, die afwisselend wordt toegekend voor een werk over hedendaagse geschiedenis of over de geschiedenis van de Franstalige literatuur. Aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte laat hij de complete collectie van de Revue de l’instruction publique na en een ingekaderd portret in vol ornaat.
Reeds in 1904 beslist het gemeentebestuur van Schaarbeek om een nieuwe straat in de Teniers-Josapathwijk naar haar vermaarde inwoner Ernest Discailles. Tussen 1904 en 1906 worden er 19 burgerwoningen gebouwd in een eclectische stijl. Zijn bronzen buste door Valentine Bender staat in gemeentehuis van Schaarbeek.
Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
25 mei 2021
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. "Discailles, Ernest (1837-1914)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 02.06.2021. www.ugentmemorie.be/personen/discailles-ernest-1837-1914.
BIBLIOGRAFIE
http://ugentmemorialis.be/catalog/000000084
Art Jan, ‘Uit de voorgeschiedenis van een vakgebied: hedendaagse geschiedenis aan de RUG vóór Jan Dhondt’ in Geschiedenis maken – Liber amicorum Herman Balthazar onder redactie van Gita Deneckere en Bruno De Wever, Tijdsbeeld, 2003, pp. 35-48.
Marcel Bergé, Ernest Discailles (07.07.1837 - 18.08.1914), s.n., s.l., s.d.
Louis Carbonnelle, Ernest Discailles, s.n., Tournai, 1907.
Paul Delsemme, Les écrivains franc-maçons de Belgique, Bibliothèques de l’Université Libre de Bruxelles, 2004.
Gita Deneckere, ‘De schoolstrijd van 1878-1884’ in Nieuwe Geschiedenis van België, Deel I, 1830-1905, Lannoo, 2005, pp. 477-499.
Gita Deneckere, Uit de ivoren toren. 200 jaar universiteit Gent, Tijdsbeeld, Gent, 2017.
Roger Desmed, ‘À propos du mémoire de la Loge des Amis Philantrophes sur l’enseignement primaire obligatoire et laïque (1859-1860)’ in Revue belge de Philologie et d’Histoire, 53-2, 1975, pp. 357-401.
Léon Leclère, ‘Notice sur la vie et les oeuvres d’Ernest Discailles’ in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, XCI, 1925, pp. 31-69.
Guy Liagre, ‘Politiek en religie in Belgische loges - Maçonnieke factievorming tijdens de negentiende eeuw’ in Thot 2, 2017. https://www.academia.edu/39733908/_Politiek_en_religie_in_Belgische_loge...
Manifestation organisée par les étudiants de l’Université de Gand en honneur de Monsieur Ernest Discailles, Professeur ordinaire à la Faculté de Philosophie et Lettres à l’occasion de son éméritat, 15 juin 1907, Discours, Drukkerij A. Vandeweghe, Gent, 1907.
‘Notre portrait: Ernest Discailles’ in Almanach 1888 (4me Année), Université de Gand, een uitgave van de Société Générale des Etudiants Libéraux.
M. Discailles, biografie overgenomen uit de Encyclopedie des professions libérales in La Flandre Libérale, 7 september 1905, p 1.
Maarten Vanhoeck, Religie en vrijzinnigheid in de vrijmetselarij. De verwijdering van de Opperbouwmeester van het Heelal uit de statuten van het Grootoosten van België (1872) in het licht van anderhalve eeuw vrijmetselaarstraditie, licentiaatsverhandeling UGent, 2002.
Hubert Van Houtte, Ernest Discailles (7 juillet 1837 - 17 aout 1914), Professeur à la Faculté de Philosophie et Lettres, Université de Gand, Hoste, Gent, 1923.
Verslagen van de faculteitsraad Faculteit Letteren en Wijbegeerte UGent van 1880 tot 1914, Universiteitsarchief Universiteit Gent.
4 A 2/4, Doos 171, 24: Overlijden E. Discailles 1914, Universiteitsarchief Universiteit Gent.
4 A 2/4, Doos 127, 200 (a): Professoren 1907-1908, Universiteitsarchief Universiteit Gent.