Gent 1832: de cholerahospitalen

1831, Gent. Een cholera-epidemie is in aantocht. Op vraag minister de Theux buigt de Provinciale Geneeskundige Commissie zich reeds op 30 november 1831, samen met Gents burgemeester van Crombrugghe, over de inplanting van ‘cholerahospitalen’. Er worden negen locaties aangeduid. De ministeriële omzendbrief van 1 december geeft meer details. Per 10.000 inwoners moet een cholerahospitaal worden ingericht op een hoge en droge plaats, uit de buurt van waterlopen en dicht bevolkte wijken. Naast het hospitaal moet een lokaal voorzien worden voor herstellende cholerapatiënten. Omwille van de grote financiële problemen wordt de oorspronkelijk vooropgestelde negen ziekenhuizen, teruggebracht tot drie: de Kapucijnenkerk, De Academie voor Schone Kunsten en het Bijlokehospitaal. Er wordt ook een noodhospitaal voor militairen voorbereid. 

(Dit artikel is het vervolg op 'cholerastorm in aantocht' en tweede deel in de reeks over de choleracrisis van 1832 in Gent.)

Noodhospitaal Kapucijnenkerk

De eerste locatie is de vroegere Kapucijnenkerk in de Brabantdam die op dat moment in gebruik is als protestantse kerk, maar eigendom is van de Stad Gent. Op 5 april 1832 krijgt dominee Goedkoop bevel de kerk te ontruimen, waarop die prompt een protestbrief aan de Gouverneur richt met de beschuldiging aan het adres van de stad dat ze hiermee een aanslag plegen op de godsdienstvrijheid. Ook in de orangistische pers wordt zwaar gefulmineerd tegen de beslissing. Bij gebrek aan alternatieven haalt de dominee echter bakzeil en op 17 april wordt de heer De Vylder directeur van het cholerahospitaal benoemd en zijn ook een chirurg en drie artsen aangesteld. Met de faculteit Geneeskunde van de vijftien jaar jonge Gentse universiteit wordt overeengekomen dat geneeskundestudenten de artsen zullen bijstaan en als internen in het hospitaal zullen verblijven. In 1832 telt de universiteit 152 geneeskundestudenten.

De zesentwintigjarige Joseph De Block wordt aangesteld als hoofdarts. Zijn naamgenoot Joseph Boddaert, is de chirurg in het team van de Kapucijnenkerk. De dan 39-jarige arts is op 24 juni 1818, de eerste ‘doctor medicinae’ die de jonge Gentse universiteit aflevert. Boddaert wordt in 1824 door de Commissie van Burgerlijke Godshuizen aangesteld als chirurg en belast met het beheer van het ‘Hospice des enfants trouvés’ in de gebouwen van het Sint-Janshospitaal aan de Oude Schaapmarkt. Later wordt hij ook adjunct-chirurg in het Bijlokehospitaal. Hij is tevens één van de twee geneesheren-lesgevers in de Provinciale School voor Vroedvrouwen, die in 1828 de deuren heeft geopend. Zijn collega en directeur van de school is de latere Gentse hoogleraar Frédéric Lutens. Op 17 april meldt het Gentse stadsbestuur dat het cholerahospitaal in de voormalige Kapucijnenkerk binnen de 24 uur operationeel kan zijn.

Noodhospitaal Academie

Als tweede locatie voor een cholerahospitaal worden drie zalen in de Academie voor Schone Kunsten voorbehouden. De Academie is gehuisvest in het voormalig Augustijnenklooster in de Sint-Margrietstraat. Ook hier rijst protest van de directie tegen het ontruimen van de lokalen, maar tevergeefs. Op 17 april wordt de heer Pilloy directeur van het ziekenhuis benoemd. De lokalen zijn ingericht en de artsen en het andere personeel zijn aangesteld. Voor beide cholerahospitalen wordt voor de ziekenverzorging voornamelijk een beroep gedaan op de begijntjes van het Elisabethbegijnhof en van Onze-Lieve-Vrouw Ter Hoye. Alle personeel van de cholerahospitalen wordt betaald: van directeur tot ziekendrager. Dagelijks krijgen de medewerkers elk een halve liter wijn, wat preventief zou werken bij cholera. Wanneer na 21 juni de epidemie in hevigheid toeneemt, wordt het wijnrantsoen opgedreven naar één liter per dag per persoon!

Noodhospitaal Bijloke Godshuis

Als derde locatie wordt gedacht aan het Bijlokehospitaal. De Gentse professor Charles Van Coetsem, die als geneesheer verbonden is aan het Bestuur voor Burgerlijke Godshuizen voor de ‘kleine hospicen’, is er fel tegen gekant. Van Coetsem is de vijfde hoogleraar die aan de faculteit Geneeskunde van de UGent benoemd wordt. Hij is van 1819 tot 1863 aan de universiteit verbonden. In zijn lessenpakket zit onder meer de cursus hygiëne. Eind maart 1832 protesteert hij bij het stadsbestuur. Van Coetsem is van oordeel dat choleralijders de andere patiënten kunnen besmetten. Daarnaast vreest hij ook dat de bevolking schrik zal hebben om verpleegd te worden in eenzelfde gebouw als de cholerapatiënten. Als alternatief overweegt het stadsbestuur even de Sint-Martinuskerk van Ekkergem te gebruiken, maar het beslist uiteindelijk om de kapel van het Bijloke Godshuis in te richten als ziekenzaal. Het is het enige lokaal in het Godshuis dat kan worden vrijgemaakt. In acute nood kan men dan toch snel uitwijken naar de gebouwen van het hospitaal. Van Coetsem kan zich in dit voorstel vinden. Op 24 april is ook het noodhospitaal in het Godshuis stand-by. Naast Van Coetsem zijn ook de collega’s van Rotterdam, J. Kluyskens en Verbeeck verbonden aan het Bestuur voor Burgerlijke Godshuizen. Hun standplaats is het Bijlokehospitaal.

Militair noodhospitaal

Wanneer het Ministerie van Oorlog via de Gouverneur aan het Gentse stadsbestuur de beslissing kenbaar maakt dat er een cholerahospitaal voor 300 soldaten in een geïsoleerde wijk moet worden ingericht, wordt opnieuw de Sint-Martinuskerk voorgesteld. Aan de zeven steden die over een militair hospitaal 1ste klas beschikten, wordt gevraagd zo’n noodziekenhuis in te richten. De latere hoogleraar Hyppolyte Kluyskens, zoon van Joseph Kluyskens, is op dat moment als arts aan het Gentse militair hospitaal verbonden. Eind april is ook dit cholerahospitaal klaar. De twintig soldaten die later besmet worden met cholera, zijn in het Militair Hospitaal behandeld, dat in het oud klooster van Ekkergem gevestigd is. Het noodhospitaal in de Sint-Martinuskerk wordt waarschijnlijk nooit geopend.

 

Vier noodhospitalen werden op korte tijd in Gent geïnstalleerd, in het centrum, noorden, zuiden en westen van de stad. Zullen ze volstaan om de cholera die nu elk moment kan toeslaan op te vangen?

Het vervolg op dit artikel lees je in ‘Gent 1832: cholerastorm!

 

Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
22 april 2020

 

Dit artikel maakt deel uit van het UGentMemorie-dossier ‘Coronacrisis: historisch?

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. “Gent 1832: de cholerahospitalen.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 03.05.2020. https://www.ugentmemorie.be/artikel/gent-1832-de-cholerahospitalen.

Deel deze pagina: